Pugin en Lamennais, of het gif van de neogotiek

Hoe gemakkelijk vergeten we toch nazaten te zijn van de negentiende eeuw, die Léon Daudet enkel als “stupide” omschreef omdat hij de volgende eeuwen niet van nabij kon meemaken. Bezie onze vooroordelen inzake kerkelijke architectuur. De neogotische aanspraken op continuïteit met de middeleeuwse synthese nemen we voor waar aan, zelfs in die mate dat we authentieke middeleeuwse architectuur soms tegen de standaard van de neostijlen denken te moeten houden.

Hoe gemakkelijk vergeten we niet dat de neo-waan vooral een breuk betekende met de traditie, zoals die eeuwenlang was doorgegeven. De romantisch beïnvloede “terug naar de bronnen”-beweging betekende in de praktijk vooral een eenmaking, versimpeling en versuffing van door de middeleeuwen beïnvloede kunstidealen, niet echt iets om hoog over van de toren te blazen.

Was het trouwens toeval dat de Britse Society for the Protection of Ancient Buildings in 1877 werd opgericht, precies om authentieke middeleeuwse gebouwen te beschermen tegen de ideologische doordrammerij van de neogotici. Wie daarin een nefaste rol speelde, was Augustus Pugin, wiens gebrek aan geestelijke stabiliteit aanleiding gaf tot geniale invallen, maar ook (en helaas vaker) tot visies die een volkomen breuk met de traditie inhielden. Jammer genoeg waren de eerste minder makkelijk vatbaar voor navolging dan de tweede.

Pugin had niet alleen een heel eigen visie op de restauratie van middeleeuwse gebouwen, hij had ook een hatelijke afkeer van elke vorm van neoklassiek bouwen. Als een moderne Tertullianus vervolgde hij neoklassieke architecten met het verwijt dat zij “heidens” zouden bouwen – vergetende dat het begrip “anima naturaliter christiana” niet enkel op de oude wijsbegeerte, maar ook op de oude bouwkunst kon worden toegepast.

Of Pugin het besefte, weet ik niet, maar die benadering sloot perfect aan bij de dwaalweg van Lamennais, die een sterke Kerk hoopte te scheppen door elke alliantie met de burgerlijke overheid uit den boze te verklaren. Romantischer kan nauwelijks. De breuk met de barokke evenwichtsfilosofie, waarin Kerk en staat in goede relatie hun eigen doelstellingen verwezenlijken en versterken, was totaal. Met andere woorden: onschuldig is de neogotiek zeker niet. Integendeel, hij helpt ons de hedendaagse crisis beter te begrijpen.  

Bij wijze van eerherstel plaatsen we enkele afbeeldingen van werk van Decimus Burton, Pugins eeuwige slachtoffer, en onze inspiratiebron. Onze favoriet? De Athenaeum Club in Londen, zonder enige twijfel.

Springhead

Trekt u ook naar Hamburg in december? Elk excuus is goed om naar de Elbestad te gaan. Zij heeft iets van het grootburgerlijke behouden dat Amsterdam al driekwart eeuw is kwijtgeraakt. En in de revolutietijd waren Oranjegezinde ballingen er bijzonder welkom, met name in de Gesellschaft Harmonie, nu “von 1789” geheten.  Niet eens zo ver van de Harmonie is de filharmonie, en daar zal Sir John Elliot Gardiner op 7 december zijn nieuwe gezelschap voorstellen, The Springhead Constellation Choir and Orchestra. We kijken ernaar uit.

Het oude sociëteitshuis van Gesellschaft Harmonie

Gardiner heeft altijd iets onvoorspelbaars gehad. Geef mij maar Norrington, of Harnoncourt, maar bovenals William Christie (en in de nieuwe generatie Sébastien Daucé). Wie dan nog een ensemble “revolutionnaire et romantique” noemt, moet niet op al te veel clementie van mijn zijde rekenen. Eerlijk, dan getuigt Springhead van een betere inspiratie.

Het landgoed Springhead

Waarom? Dan moeten we even terug in de tijd, en in de familiegeschiedenis van Gardiner. Springhead is een landgoed in Dorset, dat exact tien jaar voor de geboorte van John Elliot Gardiner werd aangekocht door zijn ouders. Op zich is dat geen bijzonder feit, maar voor Rolf en Marabel Gardiner was die aankoop de verwezenlijking van een visie op de wereld en de mens.

Rolf Gardiner was toen een jonge dertiger, die naam had gemaakt als jeugdleider en herontdekker van het Engelse volksdanspatrimonium. In die hoedanigheid stond hij ook in nauw contact met de Nederlandse volkskundigen Dirk Jan en Elise van der Ven-ten Bensel.

Gardiner deed echter meer. Hij nam het voortouw in de actie voor biologische teeltmethoden en lag aan de basis van onder meer “The Soil Association” and de “Kinship in Husbandry”, bewegingen die een integrale herleving van het platteland nastreefden door een combinatie van spirituele en landbouwkundige ervaringen en waarden, wars van kortzichtigheid op het ene of het andere vlak.

Naïef? Dat was Gardiner sr ongetwijfeld bij wijlen. Hij engageerde zich op de rechtervleugel van de Conservatieve Partij, in de discrete gezelschappen English Mistery en English Array, die met misprijzen neerkeken op het populisme avant la lettre van Oswald Mosley en zijn zwarthemden, maar aansluiting zochten bij de tegendraadse traditie van het historische Toryisme. Gardiner en zijn geestesgenoten bleken echter niet opgewassen tegen de intriges van de sinistere Anthony Ludovici, die de groepen in pro-Duitse en halfslachtig nationaal-socialistische richting probeerde te sturen.

Het huwelijk van Rolf en Marabel Gardiner

Vader Gardiners teleurstelling was groot en hij trok zich terug in het concrete – in de regel een wijze houding.  Ook de muziek bleef Gardiner sr, die verwant was met de componist Balfour Gardiner, steeds inspireren. De familietraditie werd voortgezet, zo blijkt nu.

John Eliot Gardiner heeft de traditie van zijn vader, ondanks alle zijstappen, niet verworpen. Tot vandaag blijft hij het avontuur van Springhead steunen in de trust die het landgoed beheert (https://springheadtrust.org.uk/). En dat hij dit eerder deze maand sprak op een symposium van de Roger Scruton Legacy Foundation over “A New Path for Beauty” bevorderde ons goed humeur ongetwijfeld (https://www.scruton.org/events-2024/art-and-philosophy-conference-2). Moge het Springhead Constallation Choir and Orchestra doen wat vader Gardiner zo na aan het hart lag: schoonheid overdragen van generatie op generatie.

Dijk en barricade

Vorige week droegen we Leijn ten grave. Bij zijn doopsel had hij de naam Linus meegekregen, maar hij liet zich steevast aanspreken met de Zeeuwse variant van zijn naam, ook toen hij zijn geboortestreek had ingeruild voor de Veluwe, en later voor Normandië.

In elk van die drie streken had hij de goede strijd gestreden. Niet door grote gebaren, maar door aanhoudende inzet voor initiatieven en instellingen die het moeilijk hadden en niet populair waren bij de aanhangers van de tijdsgeest. Dat deed hij op zijn Zeeuws: koppig, zonder stug te zijn.

De jonge priester die de requiemmis opdroeg had hem pas onlangs leren kennen, maar vond met verbazende trefzekerheid de woorden die duidelijk maakten hoe de relatie was tussen Leijn en zijn Heer.

En toch. In zijn slotzin omschreef de priesters Leijns inzet als een “op de barricaden staan”. Mij stoorde die uitdrukking. Ik associeerde ze spontaan met onrust en muiterij, zaken waaraan Leijn net een bloedhekel had. Had u het mij gevraagd, zou ik gezegd hebben dat Leijn op de dijken had gestaan – klaar om elke dreigende bres te dichten. Misschien een meer Nederlandse instelling?

Een Parijse dijk

De kwestie van de woordkeuze heeft me nog een hele tijd beziggehouden. Net lang genoeg om me te doen beseffen dat ik allicht ongelijk had. De Franse geschiedenis kent immers twee “journées des barricades”, dagen waarop in Parijs barricades werden opgeworpen tegen de vorstelijke macht. Tweemaal gebeurde dat met recht en reden. In 1588 werden de barricades opgeworpen op commando van de Raad van Zestien, een groep katholieke burgers die de invloed van de hugenoten aan het hof met lede ogen zagen groeien. En de barricades van 1648 werden opgeworpen ter verdediging van de traditionele instellingen, als reactie op het centralisme van kardinaal Mazarin. Het was een stuiptrekking van de traditionele monarchie tegen het groeiende absolutisme. Was het toeval dat in het Algiers van 1960 sprake was van een “semaine des barricades”?

Vanuit Frans perspectief is de barricade dus gestolen door de revolutionairen van 1830 en 1848, ondanks haar eerbare herkomst. Voor Nederlanders echter blijft zij een exotisch fenomeen. Leijn zou toch de dijk verkozen hebben.

Op Habsburgse wijze en door de Nederlanden geïnspireerd

Recent publiceerde Aartshertog Eduard, uit de Palatijnse tak van het Hoge Huis, een fijn boekje over de Habsburgers en hun lessen voor onze tijd. “The Habsburg Way, Seven Rules for Turbulent Times” is duidelijk geschreven voor een Amerikaans publiek, maar hoeft daarom niet nutteloos te zijn voor de verondersteld beter geïnformeerde Europese lezer.

Voor de lezer uit de Lage Landen zijn er twee lijnen in het verhaal van de Aartshertog die bijzonder aantrekkelijk zijn. Vooreerst is de Habsburger die de voornaamste band legde tussen zijn Huis en onze Landen bijzonder present in het boek. Maximiliaan wordt inderdaad geregeld gepresenteerd als een representatief figuur voor wat een heerser uit het Huis Habsburg hoort te zijn. Zijn eigen geschriften, zoals Theuerdank, Freydal en Weisskunig worden als specifieke vorstenspiegels gepresenteerd voor het Huis.

Een illustratie uit Keizer Maximiliaans “Theuerdank”

Misschien nog opmerkelijker is de aandacht die de auteur besteedt aan de Dienares Gods Aartshertogin Magdalena. Zij was een dochter van keizer Ferdinand, de broer van Karel V. Ondanks het verzet van haar vader zette zij haar wil door een gemeenschap van vrome vrouwen op te richten in het kader van de contrareformatie. Dat gebeurde uiteindelijk in het stadje Hall in Tirol, onder de geestelijk leiding van een onverdachte Nederlander, namelijk Petrus Canisius.

Een andere Habsburger, Jozef II, kon ook in Tirol zijn dwaze neiging tot verlicht despotisme niet bedwingen, en ontbond in het kader van zijn hervormingspolitiek het stift dat zijn familielid had opgericht.

Dit was echter niet het laatste woord. Wat Habsburg stichtte en door Habsburg werd ontbonden, werd ook door Habsburg hersteld. Nog in 1912, toen hij een obscure Aartshertog was, nam de latere Zalige Keizer Karel het initiatief in de gebouwen van het Damesstift opnieuw geestelijk leven te laten ontluiken.

De Stiftskerk in Hall vandaag

De gelijkenis tussen stichting en herstichting eindigt hier echter niet. Net zoals Aartshertogin Magdalena zich liet inspireren door een Nederlander, zocht Aartshertog Karl steun uit de Nederlanden. Voor de heroprichting van het Damesstift deed hij een beroep op de congregatie van de Dochters van het Heilig Hart van Jezus, die in 1872 in Berchem bij Antwerpen was opgericht door Marie Deluil-Martiny. De congregatie onderscheidde zich door een bijzondere devotie voor het Heilig Sacrament.

Waarom Aartshertog Karl zich tot deze congregatie richtte, blijkt niet uit het boek van Aartshertog Eduard en konden we ook niet meteen reconstrueren. Dat de Nederlanden door de eeuwen heen een bijzondere rol hebben gespeeld in het leven van het Europese keizershuis bij uitstek, en wel in een gunstige zin, mag echter opnieuw aangetoond zijn.

Een slag van twee leeuwen

Vandaag vieren we Waterloodag. Met enig anachronisme wordt die dag wel eens omschreven als de nationale feestdag van het Koninkrijk der Nederlanden, toen dat nog ongedeeld was. Nationaal? Niet zeker of de held van Waterloo, de Prins van Oranje, dat een goed idee zou hebben gevonden – om van zijn vader nog te zwijgen. Wie de natie viert, viert onbeheersbare oerkrachten. Wie Waterloo viert, viert de discipline van een leger en het leiderschap van een Kroonprins. In die zin is Waterloodag minstens in dezelfde mate een dynastisch feest als Koningsdag.

Er bestaan nog meer misverstanden over de feestdag van vandaag. Voor sommigen vieren we de overwinning van de (Nederlandse) leeuw over de (Franse) adelaar. Nog los van de vraag of die adelaar wel voor Frankrijk kan staan, mogen we niet vergeten dat bij de overwinnaars van Napoleon ook Fransen waren. Generaal de Bourmont, die later Algiers zou veroveren voor Karel X, ging enkele dagen voor Waterloo over naar de geallieerde zijde en in de straten van Aalst lag een Frans reserveleger onder bevel van de hertog van Berry, klaar om hulp te bieden indien het nodig was. Neen, Waterloo is geen confrontatie van landen of volkeren, wel van wereldvisies.

Twee leeuwen helpen ons dat te begrijpen. De ene staat in Waterloo zelf en is van de hand van de Mechelse beeldhouwer Jan-Lodewijk van Geel. De andere staat in Luzern en werd gemaakt door de Deen Bertel Thorvaldsen.   

De Zwitserse leeuw is net iets ouder dan de Nederlandse. Dat is ook logisch, nu hij een chronologisch oudere gebeurtenis gedenkt, namelijk de moord op de Zwitserse wachten van de Franse koninklijke familie op 10 augustus 1792 door een revolutionaire meute. Toen hij in 1880 Luzern bezocht, omschreef Mark Twain het monument als “the most mournful and moving piece of stone in the world”. De stervende leeuw beschermt met zijn poot het koninklijke wapen. Symboliek en realisme ontmoeten elkaar.

In  1815 is de leeuw ontwaakt en herstelt hij de orde. Hij plaatst zijn poot op een kanonskogel, om te tonen dat recht opnieuw boven macht hoort te staan. Waarom heeft men niet aandachtiger naar jouw boodschap geluisterd, goede Leeuw van Waterloo?

Hoe dan ook: het heeft geen zin de boodschap van een van beide leeuwen los te maken van die van de andere. Geen overwinning zonder herinnering. Geen orde zonder herstel. 

Wijn uit orde en traditie

De “Ligue vaudoise” kan zich niet bepaald in grote beroemdheid verheugen. Eén verdienste heeft die beweging echter ongetwijfeld, haar uithoudingsvermogen. Reeds in 1926 richtte de jonge advocaat Marcel Regamey in Lausanne de groep “Ordre et Tradition” op, die de inzichten van Charles Maurras probeerde aan te passen aan de realiteiten van het kanton Vaud. Later werd deze groep omgevormd tot de reeds genoemde Ligue, die tot op heden actief is gebleven.

De inspiratie van Maurras werd overigens niet slaafs overgenomen. Waar Maurras een virulent antiprotestantisme huldigde, in de lijn van het centralistische antiprotestantisme van Lodewijk XIV, koesterde Regamey van in den beginne de dialoog met herstelgerichte protestantse theologen als Emile Lombard en Noël Vesper. En waar Maurras met de hem kenmerkende zelfzekerheid oordeelde dat de monarchie overal ter wereld een superieure regeringsvorm was, behalve in Zwitserland, exploreerde de Ligue vaudoise het spoor van een erfelijk gouverneurschap voor het kanton Vaud. In de familie de Blonay was zelfs al een titularissengeslacht gevonden voor die functie.

De Ligue was overigens geen eenmansonderneming. Een van de mede-oprichters naast Regamey was Alphonse Morel, die onder meer een studie schreef over de Zwitserse neutraliteit die tot vandaag het lezen waard blijft, net zoals zijn analyse van de moderne ideologieën met de sprekende titel “Messianisme temporel et messianisme spirituel”. Morel geloofde rotsvast in de kracht van instellingen. “On pourrait presque dire que ce système [het staatsmodel van de Ligue] marche tout seul, parce que notre régime ordonne toute la nation à l’intérêt national par des institutions qui subsistent et suppléent à la carence des hommes. »

Het kasteel van Valeyres bij het begin van de twintigste eeuw

Morel was echter meer dan een politiek theoreticus. In 1945 koopt hij het kasteel van Valeyres, waar eens Charles-Victor de Bonstetten resideerde, vooraleer de revolutie hem dwong zijn geboorteland te verlaten. Morel herstelt het huis in zijn oude glorie en koestert de wijngaarden. Tot op vandaag probeert de familie Morel die traditie verder gestalte te geven in een aantal opmerkelijke wijnen uit een land dat we niet meteen zouden vernoemen in een lijstje van boeiende wijnlanden.  

Het is goed te weten dat ons hersteldenken niet alleen gestalte krijgt in papier en ruimte op het wereldwijde web, maar ook in concrete goederen als wijn – ook al zijn die niet eeuwig.

Hendrik a Monte, Nederlands componist

Wie wel eens luistert naar religieuze muziek uit de Franse barok, heeft ongetwijfeld al dezelfde ervaring gehad: van alle componisten uit de Grand Siècle, is er één die niet toegeeft aan de voortdurende verleiding van het ostentatieve, maar erin slaagt  zijn zin voor decorum vrij te houden van elke overdrijving. Bewaart hij de eenvoud? Ja en neen.  Zeker niet in de moderne zin van het woord, waarin elk ornament des duivels is en saaiheid esthetische draagwijdte lijkt te krijgen. Wel in de zin dat hij de aandacht gevestigd houdt op de essentie: de waardigheid van de liturgie, als eerbetoon aan de Drie-Ene God. Dat het werk van Henri Du Mont de tand des tijds doorstond en zeker zijn Messe royale tot aan de droeve dagen van Vaticanum II courant werd gezongen in Franse kerken, was dus geen toeval (voor wie alvast he Kyrie wil horen: https://www.youtube.com/watch?v=csSTIlYhc_o ).

Henri Du Mont volgens de enige min of meer contemporaine afbeelding die van hem bewaard bleef

Dat klinkt vanzelfsprekend, maar is het niet, omdat net in de jaren waarin Du Mont actief was de kiemen werden gelegd voor de Franse Revolutie. Neem me niet kwalijk, zal u zeggen, dat zijn toch gebeurtenissen van anderhalve eeuw later? En toch. De vestiging van het vorstelijke absolutisme betekende een verplaatsing van het zwaartepunt van de samenleving van de geestelijke naar de politieke orde, van de begrenzing naar de grenzeloosheid, van de maat naar de mateloosheid. In zeker zin oogstte Frankrijk in 1793 wat het sinds minstens sinds 1643 had gezaaid.

Dat Du Monts muziek haaks stond op die evolutie, wekt verbazing, zeker omdat hij zich omstreeks 1638 in Parijs had gevestigde en nauw verbonden was met de kringen rond het hof. Wat maakt zijn muziek dan anders dan de anderen?

Zou het kunnen dat zijn fundamenten stevig gelegd waren vooraleer hij in Frankrijk aankwam? Du Mont, ook bekend als de Thier of couranter a Monte, werd immers geboren in Borgloon in het Prinsbisdom Luik, vanwaar zijn familie zich vestigde in het tweeherige Maastricht. Daar volgde hij een humanioraopleiding bij de jezuïeten en studeerde hij filosofie en theologie bij de dominicanen. Zijn broer bleef in de stad wonen als kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek. Henri zelf verliet zijn adoptiefstad voor Luik, waar hij de strijd tussen de chiroux en de grignoux van nabij meemaakte (waarover meer in een latere aflevering). Vanuit Luik trok hij uiteindelijk naar Parijs.

Daar aangekomen verwaterden zijn banden met de Lage Landen echter niet. In 1653 huwde hij de Mechtel Loyens, dochter uit een Maastrichtse robijnenfamilie. Haar broer Hubert was secretaris van de Raad van Brabant en schreef in 1669 een striemend pamflet, Responsio praecursoria, tegen de aanspraken van Lodewijk XIV op de Zuidelijke Nederlanden. Daarmee toonde Loyens  zich een waardig vertegenwoordiger van de Spaans-Nederlandse natuurrechtelijke school, die ook door Cornelius Jansenius met zijn Mars Gallicus werd vertegenwoordigd.

Ook buiten het gezinsleven bleef Du Mont zijn banden met de Nederlanden koesteren. Zo onderhield hij vriendschappelijke contacten met de familie Huygens, Christiaan en Constantijn, met wie hij correspondeerde en die hij geregeld ontmoette tijdens hun bezoeken aan Parijs.

Du Monts grafmonument in de inmiddels afgebroken Sint-Pauluskerk in Parijs

Na het overlijden van zijn echtgenote werd Du Mont titulair abt van de Onze-Lieve-Vrouweabdij van Silly in Normandie, en ook kanunnik in Maastricht. De religieuze opvattingen die spraken uit zijn muziek, kregen ook vorm in zijn leven voor en na de dood. In zijn testament liet hij onder meer een belangrijk legaat aan de Mercedariërs, die in Noord-Afrika slaven vrijkochten uit Barbarijse handen. En in zijn laatste levensjaren zorgde hij onder meer voor zettingen van passages uit de Navolging Christi van Thomas van Kempen – niet toevallig een Nederlands auteur.

Voortaan luister ik met nog meer genoegen dan voordien naar het werk van Du Mont. Alleen noem ik hem niet meer zo. Ik geef hem zijn Nederlandse naam terug, en noem hem Hendrik a Monte, zoals hij in Maastricht bekend stond. Zullen we besluiten met zijn aangrijpende Mariagebed, het Memorare? Dan begrijpt u meteen wat ik bedoel: https://www.youtube.com/watch?v=xYqIGv-IeMA

Leopoldskerken

De Paasdagen bracht ik door in het golvende landschap van Zuid-Limburg, in het gezelschap van enkele vrienden die duidelijk het voordeel van een betere fysieke conditie genieten. Tussen de diensten van het Triduüm door wandelden we dat het een lieve lust was.

Voor mijn gezelschap was het geen ontdekking, maar voor mij wel. Alleen al de naam: Leopoldskerk. Het klonk niet bepaald vrolijk. Blijkbaar gaat het om een viertal hervormde tempels in Limburg, waarvan er nu nog twee zouden zijn bewaard, en die in de periode tussen 1830 en 1839 op initiatief de vertegenwoordigers van de Brusselse muiters in Limburg werden gebouwd.

Het ironische van het verhaal is echter dat deze kerken werden opgetrokken in je reinste waterstaatsarchitectuur, zoals die onder het bewind van Koning Willem I werd gekoesterd (zie daarover het bericht van 18 maart 2018: https://geheimenederlanden.com/2018/03/18/waterstaatskerken/). Kortom, wat Leopold heet, is eigenlijk Willem, conform de wijsheid van François de la Rochefoucauld, hypocrisie is de hulde van de ondeugd aan de deugd.

Ontdekt u met mij de Leopoldskerken van Beek en Meersen, samen met de verdwenen exemplaren van Gulpen en Heerlen.   

Beek

Meerssen

Heerlen

Gulpen

Beeldcultuur is contrareformatie

Het is in onze kringen gebruikelijk te kankeren over de teloorgang van de leescultuur. Mensen lezen niet meer, mijnheer, en zeker jongeren niet. Die hangen aan hun telefoon. Om wat te doen? Om prentjes te kijken, mijnheer, prentjes zonder tekst, zoals kleuters doen. Het land gaat teloor.

Het heeft me steeds verbaasd dat net ons soort mensen zo hangt aan de leescultuur. Niet omdat er iets mis zou zijn met lezen, maar wel omdat, om het zacht uit te drukken, die cultuur niet zonder nadelen is. Natuurlijk, de (talige) karikatuur die leert dat de Kerk van Rome zich steeds heeft verzet tegen de boekdrukkunst, omdat die een vehikel van de reformatie zou zijn geweest, is wat kort door de bocht. Het spiegelbeeld ervan is dat echter ook.

Steeds is het Avondland wars geweest van beeldverboden. Zelfs God, in een van de Goddelijke Personen, was alomtegenwoordig als Verbeelde bij uitstek. Wat in andere religies een struikelsteen zou zijn geweest, of zelfs blasfemie, was minstens in het Westerse christendom vanzelfsprekend. Dat God de Zoon op verschillende wijzen werd afgebeeld, was niet meer aanleiding tot aanstoot dan het bestaan van vier Evangeliën. Misschien wel integendeel, het waarschuwde voor vormen van monolithisch denken die vooral uiting gaven aan de ijdelheid van hun auteurs.

In kerken en kathedralen vond men “de Bijbel van de armen”, onder de vorm van fresco’s, beelden en schilderijen. Was die enkel bedoeld voor wie niet kon lezen? Neen, ook geletterden keken ernaar en bouwden samen met de ongeletterden een gedeelde beeldcultuur op.

De poort naar de hemel in de Beierse Wieskirche

De burgerlijk en protestants gekleurde moderniteit heeft zich impliciet of expliciet het “sola scriptura” eigen gemaakt, met soms onbedoelde gevolgen. Niet enkel de traditie werd verworpen omdat zij slechts geschreven wordt nadat zij is ontstaan. Ook het beeld moest het ontgelden. En omgekeerd ontstond een spontane, maar ongefundeerde identificatie tussen waarheid en schriftcultuur.

In de religieuze sfeer gaf die identificatie aanleiding tot de groeiende populariteit van het islamitische concept van de “volkeren van het Boek”, een soort internationale van religies die in islamitische ogen op enig krediet konden rekenen, omdat zij hun religie op geschreven teksten baseerden. Via allerhande protestantse sekten is dat concept vandaag ook courante munt geworden bij katholieken wiens religieuze vorming minder sterk is dan hun zin voor solidariteit.

Dus: neen, wij hangen geen religie van het Boek aan. Ons geloof staat of valt met Incarnatie, Verrijzenis en Werkelijke Aanwezigheid. Niet met een boek. En dus misschien toch meer met beelden dan met woorden. Daarom geeft het geen pas de beeldcultuur te verketteren, maar behoren we ze te dopen.

Kan dat een reflectie zijn voor deze Goede Week? Wij wensen u alvast een goede voorbereiding op Pasen toe.

Een “schöne Madonna” uit het Rijnland

Beware, beware the 18th of March?

Over exact drie maanden, op 18 juni, vieren we onze historische feestdag: Waterloodag. Ook vandaag hebben we redenen om te vieren: voor 231 jaar, op 18 maart 1793, versloeg een keizerlijk leger onder het bevel van veldmaarschalk prins Jozias van Saksen-Coburg een leger caramagnols bij Neerwinden. Bij de bevelvoerende officieren waren nogal wat Nederlanders uit het zuiden, zoals Latour en Clerfayt. Dank zij deze overwinning werden de Zuidelijke Nederlanden bevrijd van de revolutionaire bezetting en bleven ook de Noordelijke Nederlanden (nog even) bespaard van wentelzucht en vreemde beheersing.

De slag bij Neerwinden door Reinier Vinkeles

Je zou verwachten dat een slag van die omvang (90.000 betrokken militairen, ongeveer 7.800 doden) op een waardige manier wordt herdacht. Bespaar uzelf de reis naar Neerwinden, want u zal er niet veel merken.  Of toch. Aan de Heilig Kruiskapel is een gedenksteen aangebracht met als tekst “ Van hieruit leidde maarschalk van Coburg, grootoom van koning Leopold I de tweede slag van Neerwinden, 18 maart 1793.”

Een humorist zou aan de andere zijde van de kapel een gedenksteen kunnen plaatsen met “Van hieruit vluchtte de hertog van Chartres, zoon van een koningsmoordenaar en latere schoonvader van ‘koning’ Leopold I tijdens de tweede slag van Neerwinden, 18 maart 1793.” Inderdaad bestond de latere Louis Philippe het minder dan twee maanden na de moord op koning Lodewijk XVI het bevel te voeren over een deel van het revolutionaire leger. Een voorafspiegeling van de rol die hij na 1830 zou spelen, tijdens de Tiendaagse Veldtocht en het beleg van de Antwerpse citadel? Helaas waren de krijgsgoden hem toen gunstiger gezind dan in Neerwinden.

Even verder, in de Sint-Mauritiuskerk van Neerhespen, zal u nog een kanonskogel zien die tijdens het gevecht in de kerkmuur zou zijn blijven steken. Daar blijft het bij.

Een eenzame kanonskogel in de kerk van Neerhespen

Ook in de literatuur is de slag bij Neerwinden een blinde vlek. Omdat hij het begin van een restauratie betekende? Omdat de Franse revolutionaire in het verliezende kamp zaten?

En vooral: wie doet er wat aan?