Met een Franse vriend van legitimistischen huizen had ik enige tijd geleden een vriendschappelijk twistgesprek. Zijns inziens was elk legitimiteitsdenken per definitie monarchaal van instelling. Ik probeerde hem van het tegendeel te overtuigen, onder meer aan de hand van het fenomeen van het Ierse republikeinse legitimisme, ook legitimatisme genoemd. Hij klonk niet overtuigd, ook al was hij niet thuis in het fenomeen. Ik ook niet, maar nu ik me wat beter heb geïnformeerd, moet ik erkennen dat hij meer gelijk had dan ik.

Wat context om te beginnen: sinds de Paasopstand van 1916 streeft de Ierse nationale beweging naar een eengemaakt en onafhankelijk Ierland, los van de Britse kroon. In de praktijk zijn de 32 graafschappen echter verdeeld in een deel dat onder Ierse soevereiniteit staat (26 graafschappen) en eentje dat deel is blijven uitmaken van het Verenigd Koninkrijk, namelijk de zes graafschappen van Noord-Ierland of Ulster. In feite heeft die scheiding bestaan sinds er sprake is van Ierse onafhankelijkheid, in rechte is ze bevestigd door het Iers-Britse verdrag van 6 december 1921. Waar de Dàil, het Ierse parlement, tot die datum de soevereiniteit opeiste over alle 32 graafschappen, erkent het sindsdien, zij het niet noodzakelijk van harte, het Britse gezag over de zes noordelijke graafschappen.

Dat gebeurde niet eenstemmig, verre van. De meest rechtlijnige nationalisten oordeelden toen en oordelen nu dat een parlement dat de Ierse deling had aanvaard, niet langer het recht had om namens Ierland te spreken en erkenden enkel het laatste parlement dat voorafging aan het verdrag, de zogenaamde tweede Dàil. De leden van dat parlement bleven ook op gezette tijdstippen vergaderen en stemden moties en wetgeving die weliswaar niet kon worden afgedwongen, maar minstens enig moreel gezag genoten.

Sterker nog: wie de legitimiteit van de nieuwe volksvertegenwoordiging afwees, onthield zich niet van deelname aan verkiezingen, maar kondigde vooraf glashelder aan een eventueel mandaat niet te zullen opnemen, maar zich te beschouwen als een lid van de tweede Dàil, die zo op gezette tijden werd aangevuld met even verkozen als machteloze leden.

Een vergadering van de tweede Dàil

Een en ander belette echter niet dat in 1938 de draagkracht van het schaduwparlement dermate beperkt was geworden dat de overgebleven leden besloten hun macht over te dragen aan het commando van het Iers Republikeins Leger. Deze beslissing was duidelijk geïnspireerd door de tijdsgeest: haar geestelijke vader, graaf George Plunkett, verantwoordde ze met een uitdrukkelijke verwijzing naar de opkomende militaire dictaturen in het Europa van die dagen.

Zowel terminologisch als stijlgewijs kan men enige gelijkenis met het legitimisme niet ontkennen. Waar de Ierse jacobieten hun hoop stelden in de “ri dilis” (de wettige koning) , hoopten de republikeinse legitimatisten op een “Dàil dilis” (een wettig parlement). De manier waarop werd omgegaan met onthouding bij verkiezingen kan enig panache niet worden ontzegd. Hoe legitimisme kan verzoend worden met het overdragen van macht op basis van een loutere wilsdaad, blijft me echter een raadsel. Allicht had Plunkett het bij het rechte eind als hij naar de tijdsgeest verwees en die is zelden een goede raadgever.

George Plunkett

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s