Vandaag ligt Pratulin in Polen, maar historisch hoort het thuis in de Galicisch-Rutheense ruimte, die mee de ruggengraat vormde van de historisch-conservatieve traditie in de Oostenrijkse dubbelmonarchie. In 1874 hadden de toevalligheden van de Poolse delingen het dorp echter in Rusland doen belanden.
Daar heerste toen een beleid van vervolging tegen al wie meende dat boven de wereldlijke vorst ook een Eeuwige Vorst stond, zeker wanneer men beleed dat die Vorst een vicaris op aarde had die in in Romeinse gevangenschap woonde. Aan die definitie voldeed de zogenaamde geünieerde Kerk van Ruthenië volkomen: het betrof en betreft een Kerk sui iuris, van Byzantijnse ritus en in eenheid met Rome.
In 1874 maakte de Russische regering handig gebruik van het ontslag van de bisschop van Chelm om een stroman op de bisschopszetel te installeren, ondanks protest uit Rome. Het protest kwam overigens niet alleen van daar: naarmate de nieuwe bisschop de banden met de Moederkerk losser maakte, lieten steeds meer gelovigen hem links liggen. De breuk was volledig toen de nieuwe bisschop raakte aan de liturgie en alle Latijns geïnspireerde elementen daarin verbood om dichter aan te sluiten bij het orthodoxe ritueel.

Zowel qua aanleiding als qua heftigheid deden de gebeurtenissen rond Chelm denken aan het schisma van de Oudgelovigen in de zeventiende eeuw. Rometrouwe gelovigen gingen nog wel ter kerke, maar bleven bidden bij de poort. Zo ook op 24 januari 1874, toen tientallen boeren naar de kerk van Pratulin trokken. Ze ontmoetten er Russische troepen, die na enkele lauwe waarschuwingen het vuur openden. Even later lagen dertien lijken in de sneeuw. Hun martelaarschap werd definitief erkend in 1996, toen de H. Paus Johannes Paulus ze zalig verklaarde.

Ook wanneer niet geheel Oekraïne aansluiting wist te vinden bij de organische traditie die de Martelaren van Pratulin uit zichzelf aanvoelden, toch past zeker het westen van het land naadloos in de kern van Europa. Aansluiten bij Europa? Wat zou het, Lemberg is Europa. En voor wie dat niet beseft, volstaat een enkele blik op dit werk van Johann Georg Pinsel, die in de vroege achttiende eeuw actief was in Butschatsch.

Onder de bescherming van de Martelaren van Pratulin kan die traditie behouden blijven.