Dat de Geheime Nederlanden er soms het zwijgen toe doen, verbaast de trouwe lezer niet. Onze man achter de knoppen wil eens per jaar doen vergeten dat hij ook een duivel doet al is. Dat gebeurt door een langere retraite, maar toen hij ditmaal terugkeerde naar het IJ, leek de stad daar één grote retraite geworden te zijn, met dank aan de nieuwe lockdown. Een aantal gekkigheden zullen we bepaald niet missen, maar vrolijk wordt een mens er niet van.

Dan maar de vrolijkheid zoeken in wat onbetwistbaar is, namelijk de geschiedenis. Door toeval viel ons een klein boekje in handen dat afkomstig is uit een doorgaans betrouwbare bron: de Tipografia Poliglotta Vaticana. Daar verscheen in 1986 een korte studie van Carlo de Vita en Jean Puraye over Luikse geweren voor de Pauselijke Edelgarde.

Hun verhaal past perfect in de zouaventraditie, die zo kenmerkend is voor de hele Nederlanden en in onze bladzijden al vaker ter sprake kwam. Niet enkel vrijwilligers maakten echter de reis naar de Heilige Stad, ook een kleine tachtig geweren van het model Remington werden ter ondersteuning van de tijdelijke rechten van het Pausdom Romewaarts gestuurd. Ze werden geschonken door katholieke notabelen uit het bisdom Luik en waren gefabriceerd door de firma Nagant, waarvan de eigenaars ook gul eigen producten aan de Heilige Vader schonken.

Henri Nagant, eigenaar van de gelijknamige wapenfabriek

De wapens waren geen doorsnee geweren, maar hypermoderne schiettuigen, die versierd waren met de wapenschilden van de gulle gevers. Dat waren vaak priesters en edelen, maar ook een delegatie van katholieke arbeiders uit het Luikse industriebekken. De geweren waren bestemd voor de Pauselijke Edelgarde, opgericht door Pius VII in 1801 en voornamelijk belast met de persoonlijke veiligheid van de Paus. Het was een klein corps, dat aanvankelijk slechts uit 62 leden bestond. Het was niet alleen klein, maar ook exclusief, zoals zijn naam aangeeft en ook blijkt uit de graden van de leden ervan. Een gewoon lid van de Edelgarde droeg de graad van kapitein, de kapiteins die van brigadier en de commandant die van luitenant-generaal.

De bevelhebbers waren steevast hertogen of prinsen. Ten tijde van de Luikse schenking stond de Edelgarde onder het bevel van de hertog van Castelvecchia, Carlo Barberini, uit het roemruchte geslacht. De laatste bevelhebber droeg weliswaar de eenvoudiger naam van Mario del Drago, maar stamde niet minder uit het prinselijke geslacht van Antuni.  

  

De Edelgarde in haar kenmerkende uniformen

Dat del  Drago de laatste was, had alles te maken met de postconciliaire verdwazing. Op 20 september 1970 besloot Paulus VI de Edelgarde te ontbinden en enkel de Zwitserse Garde te behouden als militair corps van de Heilige Stoel. De leden van de Garde kregen de titel van Edelman van Zijne Heiligheid aangeboden, de nieuwe benaming voor wat eeuwenlang bekend stond als “Camerieri di Spada e Cappa”. Geen van hen nam de pauselijke gunst aan.

De Luikse wapens hebben overigens nooit echte dienst gedaan. Ze kwamen in Rome aan nadat de Porta Pia was gevallen en Pius IX zich als gevangene in het Vaticaan terugtrok. Hoogstens hebben enkele leden van de aristocrazia nera ze met zich meegedragen tijdens wachtdiensten. Vandaag berusten ze in Historische Musea van het Vaticaan, waar ze herinneren aan de oude banden tussen Rome en de Lage Landen – en aan nog meer vergeten werkelijkheden.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s