Er is enige controverse ontstaan over de nakende heiligverklaring van de zalige Lazarus Devasahayam Pillai. Voor sommigen gaan we al in de fout door de vermelding van het woord Pillai, dat alludeert op de kaste waarin de zalige werd geboren. Gelijkmakers van alle slag dringen erop aan dat zijn heiligverklaring zou gebeuren zonder die suffix, in tegenstelling tot zijn zaligverklaring in 2012. Dat is, zo schrijven zij in een register dat langzamerhand bekend is, een uitgelezen kans om duidelijk te maken dat de Kerk zich heeft vergist toen zij destijds het kastenstelsel niet uitdrukkelijk heeft veroordeeld. Tja.
Mogen wij de aandacht trekken op een ander element van de vita van de komende heilige, namelijk de Nederlandse wortels van zijn bekering? Die vereisen wat historische toelichting.
Devasahayam Pillai (nu mag het, we hebben het immers over de periode voor zijn bekering) werd in 1712 geboren uit een vooraanstaande familie van de Nair-kaste die een belangrijke rol speelde aan het hof van de maharadja van Travancore. Dat machtige rijk in zuidwest India zou later nog een reputatie verwerven als een reservaat van reactionaire denkbeelden, een beetje zoals Mecklenburg-Schwerin in het Duitse keizerrijk. In die tijd was het echter vooral een geducht vorstendom dat afwisselend vriendschappelijke en vijandelijke relaties onderhield met de Vereenigde Oostindische Compagnie.
Die Compagnie was immers niet alleen actief aan de Kaap en in het huidige Indonesië, maar ook in West-Afrika, Ceylon en het huidige India. Onder meer de stad Cochin (nu Kochi) was een belangrijk punt in het netwerk van factorijen dat de VOC daar onderhield, in hevige concurrentie met vooral Britse en Franse handelscompagnieën.
In 1741 oordeelde de gouverneur van Ceylon, baron van Imhoff, dat het onontbeerlijk was de havenstad Colachel toe te voegen aan de parel van havens die de Indische kunst toegankelijk maakte voor de Compagnie. Alleen was die stad in handen van het koninkrijk Tranvancore en de maharadja was niet bereid ze goedschiks af te staan. Imhoff stuurde dus een expeditie onder leiding van een van zijn meest bekwame officieren, Eustachius de Lannoy, geboren in Atrecht.
Zelfs de Lannoy slaagde er niet in de overmacht te weerstaan en het compagniesleger verloor eervol doch finaal de slag bij Colachel. De maharadja was echter onder de indruk van de strategische capaciteiten van de Lannoy en bood hem aan in zijn dienst te treden, wat deze aanvaardde. De volgende dertig jaar zou de Lannoy de voornaamste militaire adviseur van de opeenvolgende maharadja’s zijn en een gordel van forten bouwen op de kust van Travancore.
De Lannoy was echter niet alleen een militair, maar ook een trouwe zoon van de Moederkerk. Als niet-hindoe was hem de toegang tot het koninklijk paleis verboden, zodat hij zich vestigde in het fort van Udayagiri, dat hij zelf had gebouwd. In dat fort zou hij later ook worden begraven, bij de rooms-katholieke kapel die hij voor zichzelf en zijn familie had voorzien en waar ook andere gelovigen hun religieuze plichten konden vervullen.
De Lannoy’s standvastigheid maakte indruk op Devasahayam Pillai, die ook een gewaardeerd raadgever van de maharadja was. Van het ene kwam het andere en in 1745 trad hij toe tot de Kerk van Rome, en aanvaardde hij de doopnaam Lazarus, waardoor hij meteen ook de toegang tot het paleis voor zichzelf afsloot.
Sterker nog: op grond van valse beschuldigingen werd hij ter dood veroordeeld, maar de maharadja begenadigde hem. Hij vertrok in ballingschap en vestigde zich in een woud als kluizenaar. Toen hij daar echter steeds meer bezoek ontving van mensen die zijn geloof wilden leren kennen, was de maat vol. Allicht op bevel van dezelfde hofkringen die hem hadden laten veroordelen, doodden enkele soldaten hem op 14 januari 1752, de dag die nu zijn feestdag is. Zijn lichaam werd begraven in de Sint-Franciscus Xaveriuskerk in Kottar (de huidige kathedraal).
Reeds vanaf 1780 werd werk gemaakt van zijn heiligverklaring, die dus binnenkort een feit zal zijn.
De VOC heeft niet bepaald de reputatie een bron van heiligheid te zijn geweest. Ditmaal kan het niet ontkend worden: indirect dankt de Kerk de nieuwe heilige aan de Heeren Zeventien, en directer aan de trouwe kapitein de Lannoy.