In de schier eindeloze rij van ten onrechte vergeten denkers hoort zonder enige twijfel de enigmatische Hans-Joachim Schoeps (1909-1980) thuis. Hoewel hij te jong was om tot de eigenlijke George-groep gerekend te worden, roept zijn denken meermaals herinneringen op aan dat van de meester van Bingen en diens volgelingen. Als het erom gaat feitelijke invloed op Schoeps te onderscheiden, heeft de zogenaamde “bündische” jeugdbeweging ongetwijfeld grotere impact op hem gehad.
Schoeps was als religiewetenschapper vroegrijp en uiterst productief. In 1932 promoveerde hij in Leipzig op de geschiedenis van het Joodse denken over religie in de vroegmoderne tijd en voor het uitbreken van de wereldoorlog volgden nog vier andere titels. Het meest ophefmakende was een tweespraak met de gloeiende antisemiet Hans Blüher, onder de titel Streit um Israel.
Schoeps was immers zelf Joods, bewust en trots, net zoals hij bewust en trots Duits, of preciezer Pruisisch was. In zijn ouderlijk huis werd ook na 1918 op feestelijke dagen met de oude Pruisische kleuren gevlagd, en dat heus niet alleen om de keuze tussen de Rijksvlag en de kleuren van de Republiek te kunnen vermijden. Voor Schoeps was de Pruisische traditie niet gekenmerkt door militarisme en kadaverdiscipline, wel door ascese en rechtsstatelijkheid. Voor dat erfgoed, dat tot op grote hoogte ook dat van zijn geloofsgenoot Friedrich Julius Stahl was, bleef hij zich levenslang inzetten, ook nadat Pruisen officieel was opgeheven. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was hij de motor achter groepen die voor of achter de schermen ijverden voor de herinrichting van de Pruisische monarchie onder het huis Hohenzollern.
Zijn dubbele Duits-Joodse loyaliteit zette hem ertoe aan na 1945 uit zijn Zweedse ballingschap terug te keren naar Duitsland en daar te gaan doceren aan de universiteit van Erlangen. Comfortabel was het niet: zionistische geloofsgenoten verweten hem niet naar Israël te komen, voor voormalige nationaalsocialisten was Schoeps, wiens beide ouders in de kampen werden omgebracht, een levend verwijt en progressieven van alle slag vonden in hem dan weer een hardnekkige tegenstrever.

Keer op keer verbaasde Schoeps vriend en vijand door zijn vermogen schijnbaar onverzoenlijke tradities met elkaar te verbinden. Net voor zijn vertrek uit Duitsland had hij de leiding genomen over de Deutscher Vortrupp. Gefolgschaft Deutscher Juden, die de vormen van de Duitse jeugdbeweging in een Joodse omgeving ingang wou geven. De jeugd beschouwde hij als een van de standen in een op Othmar Spann geïnspireerd beeld van een Pruisische standenstaat, net zoals hij de Joden beschouwde als een van de volkeren die het verenigde Duitsland samenstelden.
Na de oorlog lag hij aan de basis van het nog steeds verschijnende Zeitschrift für Religions- und Zeitgeschichte, waarin hij zijn visie op de moderniteit als een verhaal van abendländische Abfallgeschichte onderbouwde. Het was Schoeps’ tragiek dat zijn laatste levensjaren precies een versnelling van die geschiedenis van verval leken te vertonen. Ook de Wiedervereinigung, waarin Schoeps en de zijnen een momentum leken te zien voor een mogelijke meer omvattende restauratie, zou hem niet gebracht hebben wat hij verlangde. Schoeps was echter nuchter genoeg om te weten dat de namen die op de monumenten vermeld worden net die zijn van degenen die de overwinning niet mochten meemaken.