Wie op zoek gaat naar een boek over de Romeinse aristocrazia nera of zwarte adel, stoot snel op bizarre publicaties over occulte wereldregeringen en onwaarschijnlijke complotten, die met de Eeuwige Stad of haar adel niets te maken hebben. Een ernstige studie over dit sociaal-politieke fenomeen ontbreekt echter.
Dat is jammer, want de aristocrazia nera is het Romeinse variante van het Europese legitimisme. Het is de compromisloze oppositie van een aloude bovenlaag tegen het loskoppelen van de geestelijke en de wereldlijke macht van de Paus, en in die zin de elitaire pendant van het meer populaire fenomeen van de zouaven. Waar de zouaven op hun historici konden rekenen (recent nog Charles Coulombe, de Amerikaanse publicist die positief blijft verbazen), bleef elke studie van hun adellijke geestesgenoten uit.
Daar zijn ongetwijfeld redenen voor. In 1929, toen de Lateraanse verdragen de wereldlijke soevereiniteit van de Paus in miniatuur herstelden, leek er geen reden meer te zijn voor onverzoenbaarheid, en kon de Romeinse adel de weergevonden eenheid vieren in het kader van de mythe van het eengeworden en verzoende Italië van de proletarische condottiere Mussolini. Enkel een zeldzame helderziende als Remo Renato Petitto voorspelde al in 1923 dat diens avontuur voor een vuurpeleton moest eindigen. Petitto’s alternatief had een naam: legitimisme.
Petitto was maar een kleine stem in het debat. Veel luider klonken degenen die geen zin meer hadden om de nationalistische consensus te doorbreken, en maar al te blij waren dat ze zich ook nog konden aansluiten bij de Zin van de Geschiedenis, met obligate hoofdletters. Progressieve historici vonden een marginaal fenomeen van dit slag hoogst oninteressant, conservatieven bepleitten discretie.
We moeten het dus doen met detailstudies, waarvan de recente biografie van Beatrice Orsini Sacchetti van de hand van de jonge Italiaanse historicus Andrea Cotticelli een mooi voorbeeld is. We lezen er over de liberale en anarchistische terreur tegen degenen die er in 1870 voor gekozen hadden de deuren van hun paleizen te sluiten tot het wereldlijk gezag van de Paus hersteld zou zijn. We lezen over de echtgenoot van Beatrice, die in 1912 op zijn sterfbed voorspelde dat een Oostenrijks leger zou zorgen voor dat herstel. Dat alles gekaderd in een verhaal over het dagelijkse leven van een dame uit de hoogste kringen van de Stad bij uitstek.
Op de finale studie blijft het echter wachten. Daarin zal onvermijdelijk de verhouding tussen de aristocrazia nera en het Europese legitimisme ter sprake moeten komen. En dan is de naam van een Nederlander, namelijk August Daehne van Varick, niet ver weg.
August Daehne van Varick in zijn christelijk-historische periode
Daehne, een literaat met een enigszins onduidelijke priesterroeping, legde de band tussen beide bewegingen heel uitdrukkelijk in zijn Restauration de la Royauté légitime à Rome uit 1886. Nadien sloeg hij andere wegen in, en sympathiseerde hij met het neocalvinisme van Kuyper en de Savornin. Zijn boek maakt echter duidelijk dat in de Lage Landen niet enkel de nostalgie van het zouavenleger leefde, maar ook een meer doordachte visie op de gebeurtenissen in Italië. Als ze er ooit waren, moeten de gesprekken tussen Daehne van Varick en Beatrice Orsini Sacchetti bijzonder boeiend zijn geweest.