Overal ter wereld wordt aangedrongen op de verwijdering van gedenktekens die niet houdbaar zijn in het licht van de hoge morele standaarden die onze samenleving tot de hare heeft gemaakt. In naam van de moraliteit worden standbeelden beklad of in het water gekieperd, wat minstens enige vragen doet rijzen bij de stilistische standaarden van diezelfde samenleving. Maar vergis u niet: wij staan aan de kant van wie aandringt om een aantal oude monumenten uit ons gezichtsveld te verwijderen, en voegen met plezier nog een item toe aan de proscriptielijst. Schrik niet: het zijn enkele bomen.
Als er immers één terrein is waarop de Belgische Muiterij van 1830 bakens heeft verzet, is dat de manier waarop de zogenaamde vrijheidsbomen een symbool van terreur werden. Toch koesteren onze zuiderburen nog een veertigtal van die bomen, zonder dat iemand zich daar zorgen om lijkt te maken. Enige duiding is dus echt nodig.
De gedachte om de vrijheid de gedaante van een boom te geven, ontstond tijdens de Amerikaanse revolutie. De bedenkers ervan zochten aansluiting bij een mythische visie op de oud-Germaanse vrijheid, die in het spoor van Tacitus werd geassocieerd met bijeenkomsten in duistere wouden – een cocktail die ook in de twintigste eeuw populair werd, en ook toen gevaarlijk bleek.
De boomplantactie zwom de oceaan over, en bereikte Parijs in 1792, net op tijd voor de Septembermoorden van dat jaar. In de Lichtstad bestond echter geen behoefte aan een bijkomend instrument voor de gruwel: er was de guillotine, er waren pieken waarop hoofden getoond konden worden. Hoogstens werden er nu en dan uitspraken van twijfelachtig allooi gedaan, als zou de vrijheidsboom besproeid moeten worden met het bloed van koningen, wilde hij gedijen.
Vanuit Frankrijk verspreidde het fenomeen zich over Europa. In de Verenigde Provinciën hadden de patriotten overigens al soortgelijke initiatieven genomen, maar gerichte snoeiacties bij de terugkeer van het stadhouderlijk bewind hadden daaraan een spoedig einde gemaakt.
Moreel onaanvaardbare monumenten worden uit Breda verwijderd anno 1787
Toen in 1830 niet alleen in Parijs, maar ook in Brussel werd gewerkt aan een heropvoering van de tragikomedie van 1793, waren er ongetwijfeld voldoende belangstellenden om de guillotine een plaats te geven op de marktplaatsen van de grote steden in Zuid-Nederland. Zover kwam het niet, maar meermaals herinnerde de revolutionaire massa zich, weliswaar vaag, dat vrijheidsbomen met bloed moesten worden besproeid.
Op 28 oktober 1830 werd in Leuven de plaatselijke commandant majoor Gaillard gruwelijk om het leven gebracht door een anonieme massa. Zijn lijk werd uiteindelijk opgehangen aan de vrijheidsboom op de Grote Markt (zie hierover: http://shenandoahdavis.canalblog.com/archives/2019/08/26/37588500.html).
Op 28 maart 1831 werd de orangistische industrieel Jean Voortman in Gent mishandeld en naar de Vrijdagmarkt gesleept, om daar het lot van Gaillard te ondergaan. Hij ontsnapte ternauwernood aan opknoping en zweefde enkele weken tussen dood en leven.
Vandaag worden in Zuid-Afrika de Verwoerdstraten een zeldzaamheid en binnenkort zal het eindelijk onmogelijk worden Brussel nog binnen te rijden langs een tunnel die naar de handenkappende koning Leopold II is vernoemd. Met het behoud van bomen die – naar het oordeel van degenen die ze hebben geplant – slechts kunnen gedijen als ze met bloed worden besproeid, heeft men het in België echter zichtbaar minder moeilijk.
Plant wat ons betreft een bos voor elke vrijheidsboom die tegen de vlakte gaat, of plaats teksten die toelichten hoe een sierlijke boom een symbool van barbarij kan worden – maar stop ermee te doen alsof dit soort bomen onschuldige versiering zijn. Gaillard en Voortman danken u van waar ze nu zijn.