Zonder afbreuk te willen doen aan de esprit de corps die heerst tussen de medewerkers aan Geheime Nederlanden, verbaast het me toch hoe het coronavirus ertoe heeft geleid dat het politieke thema centraler stond dan ooit te voren. Tijd voor een kleine compensatie dus, met dank aan een tweetal dames.
Van de ene ben ik de naam kwijt. Ze was geregeld lector in de parochiekerk van mijn geboortedorp, en stond borg voor gegniffel en enigszins snobistisch amusement door haar eigensoortige uitspraak van Bijbelse namen. Zo bleken nogal wat epistels van de hand te zijn van de Heilige Apostel Poolus.
Het kon echter nog sterker, en uit onverdachte bron. Rond dezelfde tijd ontdekte ik de briljante uitvoeringen die onder leiding van William Christie nieuw leven gaven aan Franse barokcomponisten. Tot mijn verbazing werd het Latijn ook daar enigszins ruw behandeld, met woordbeelden als Sangtuuze voor Sanctus of habit à cul long voor habitaculum.
William Christie
Dat bij Christie niets toeval was, besefte ik toen al, en helemaal toen ik zijn interview las in het onvolprezen tijdschrift Réaction, dat veel te kort verscheen aan het begin van de jaren negentig. Alleen al het toestaan van een vraaggesprek aan dit blad kon gelden als een uiting van geestelijke vrijheid. En Christies omschrijving van de Franse barokmuziek als een muzikale totaliteit, die eenvoud en eruditie wist te combineren, geeft nog steeds te denken.
Pas nu echter viel me het boekje in handen dat Patricia Ranum op vraag van Christie schreef over de kwestie van de uitspraak van het Latijn. Het verscheen in 1991 in het typische formaat van Hubert Nyssens Actes Sud en draagt de titel Méthode de la prononciation latine dite vulgaire ou à la française. Petite méthode à l’usage des chanteurs et des récitants d’après le manuscrit de Dom Jacques Le Clerc.
Het boek brengt een fascinerend verhaal over de gedifferentieerde uitspraak van het Latijn in het oude Europa, die tegelijk een strijd was om het Latijn een levende taal te houden, tegen de pogingen tot mummificatie van de humanisten en hun geestelijke zonen. Ironisch genoeg kregen de humanisten hun zin toen de benedictijnen van Solesmes in naam van de romanità een kruistocht begonnen tegen de Franse uitspraak van het Latijn, en de Italianiserende uitspraak ook in Frankrijk dominant wisten te maken. Pas in het Interbellum waren die pogingen uiteindelijk succesvol. Het is daarbij enigszins ironisch dat net op Corsica, dat oude Genuese territorium, de weerstand het sterkst bleek te zijn.
Solesmes, waar bleek dat romanità en humanisme onvermoede bondgenoten kunnen zijn
De allerlaatste voetnoot van Ranums boekje zette me aan het denken, en aan het dromen. Enigszins terloops merkt ze daar op dat er een duidelijk verschil is tussen de omgang met het Latijn en zijn intonatie bij het gros van de Franse componisten enerzijds, en anderzijds bij een van de kapelmeesters van de Zonnekoning, namelijk Henri du Mont – geboren in Borgloon. Plots ging er een poort open: wie bestudeert morgen de “prononciation latine dite vulgaire ou thioise”?
Het grafmonument voor Henri du Mont in de Parijse Sint-Pauluskerk