Bijna twee jaar geleden, eind april 2018, schreven we over de band tussen het Oratorium, in al zijn verschijningsvormen, en de Nederlanden, in al de hunne. Zoals alle stukjes op deze plek was ook dat stukje onvolledig – zij het dan van een onvolledigheid die we vandaag graag aanvullen.
Op 11 oktober 1634 verwoestte de Burckhardsvloed een groot deel van het Noordfriese waddeneiland Nordstrand. Demografisch en economisch was het eiland vernietigd, en grote delen werden definitief aan de zee prijsgegeven.
Ligging van Nordstrand aan de Noordzeekust
Pas in 1652 nam hertog Frederik III van Sleeswijk-Holstein-Gottrop het initiatief om een nieuwe inpoldering te wagen. De enige die gek genoeg was om de handschoen op te nemen, was een Nederlander, Quirinus Indervelden uit Dordrecht, die om zijn katholieke geloof naar de Zuidelijke Nederlanden was getrokken en er onder meer dijkgraaf van Oosterweel werd.
Indervelden mobiliseerde mensen en middelen, en slaagde er tegen alle verwachtingen in een technisch succes te maken van zijn roekeloze operatie. Financieel was zijn verhaal minder rooskleurig, en hij zag zich genoopt nieuwe financiers aan te trekken. Die vond hij vooral in de kringen van de oratorenhuizen in de Zuidelijke Nederlanden, die enthousiast investeerden, en ook een nieuwe missietaak voor zich zagen opduiken.
Nordstrand behoorde immers tot het noordelijke deel van Duitsland dat zo goed als geheel aan de zogenaamde reformatie was ten prooi gevallen. De wanhoop van Rome was zo groot dat ze zelfs geen bisdommen “in partibus infidelium” aanstelde op de teloorgegane zetels, maar het hoge noorden zonder meer tot missiegebied uitriep. Welnu, zo meenden de oratoren, laat ons dan missioneren. En spoedig werd op het herwonnen Nordstrand ook een katholieke kerk gebouwd, niet toevallig toegewijd aan de H. Theresia.
De Sint-Theresiakerk na haar herbouwing in de negentiende eeuw
Toen in 1723 het Utrechtse schisma ook binnen de rangen van de oratoren voor grote verdeeldheid zorgde, meenden de protestantse hertogen van Sleeswijk een slimme zet te doen door de Theresiakerk toe te wijzen aan de clerezij. De aandeelhouders van de polder en vele lokale gelovigen bleven de Moederkerk echter trouw, wat aanleiding gaf tot pijnlijke toestanden. Romegetrouwe gelovigen konden de H. Mis enkel nog in het geheim vieren. De schismatieke parochie bleef tot 1920 deel van het Oud-katholieke bisdom Utrecht en ging pas dan over naar de Duitse Oud-katholieke structuur.
Toen de Franse Revolutie en de daarop volgende invallen een einde maakten aan de bloei van de oratoren in de Zuidelijke Nederlanden, vluchtte menige pater naar Nordstrand. Een verstandige beslissing, want van de vijf oratoren van Scherpenheuvel, die niet vluchtten, kwamen er vier om in het bagno van Cayenne, waarnaar de vaandeldragers van vrijheid en gelijkheid hen verbannen hadden.
Wanneer de rust in Europa min of meer was hersteld, keerden de vluchtelingen terug naar hun vaderland, en zochten ze naar waardige opvolgers. Ze hoopten dat Nordstrand nu in omgekeerde richting een rol kon spelen als baken, en kon bijdragen tot een katholieke wedergeboorte in de Nederlanden, wie weet zelfs onder de vorm van een “Oratorium Belgicum”, zoals de Aartshertogen dat ooit hadden gedroomd.
Hun hoop verzandde in juridische en zakelijke discussies. In 1888 probeerde bisschop Höting van Osnabrück, onder wiens jurisdictie Nordstrand inmiddels viel, het verhaal van de eenzame Roomse voorpost in de wadden te reconstrueren. Twintig jaar voordien hadden de Romegetrouwen gelovigen eindelijk het recht gekregen een eigen kerk te bouwen en hun geloof openbaar te belijden. De tweejaarlijkse bedevaart naar Kevelaer die de parochie op Nordstrand onderhoudt, is een mooie herinnering aan het oratoriaanse verleden van deze plaats.