Het ronden van de kaap van veertig heeft zo van die vervelende nevenverschijnselen. Als wordt gevraagd naar jonge lieden in de zaal, sta je spontaan op, om spoedig te merken dat je actie door de omstaanders als weinig geloofwaardig wordt beoordeeld. Meer en meer ontmoet je ook generatiegenoten die je er enigszins boosaardig op wijzen dat het standpunt dat je zonet met brio hebt verdedigd, niet helemaal in eenklank is met wat je placht te beweren als je twintig was. Als je de eigen schrijfsels van toen herleest, had dat erger gekund, maar het valt niet te ontkennen dat je de dingen vandaag anders onder woorden zou brengen.
Voortschrijdend inzicht? Ach wat. Het excuus van wie de continuïteit in het eigen levensverhaal vooral vervelend vindt, en niet liever zou hebben dan grote breuken in de eigen wereldvisie te ontwaren. Dat valt echter vaker tegen dan mee.
Vooral behoede de Heer ons echter voor het leeftijdsgebonden schoolmeesterschap, dat staat tot paternalisme zoals snobisme tot aristocratie staat. “Je zal nog wel ontdekken, jongeman…” En zelfs als dat zo zou zijn, wat doet het ertoe?
Leopold von Ranke, de vader van de wetenschappelijke geschiedschrijving, waarschuwde al voor het beoordelen van andere tijden vanuit de vooroordelen van de eigen tijd. Hij deed dat in manende termen: “Jede Epoche steht unmittelbar zu Gott” – en onttrekt zich dus aan het oordeel van de latere generaties. In het leven van personen is het niet anders: “Jedes Lebensstadium steht unmittelbar zu Gott”, en het is ongepast in het ouder worden een excuus te zoeken om het jongere zelf te gaan veroordelen of vergoelijken. Dat die zelfdiscipline ook gemoedsrust met zich mee kan brengen, is een gepaste compensatie voor de inspanning die ze vergt.
Een volksprent over de levensfasen uit de tijd en het land waarin Ranke leefde