Geef een Vlaming vormen, en hij gaat er slordig mee om – behalve wanneer hij een primitief is. Een land dat er niet in slaagt een wapenschild van een vlag te onderscheiden, moet niet komen klagen wanneer het daar een prijs voor betaalt. Medelijden met vendelzwaaiers en IJzertorenbewoners moet u hier dus niet verwachten. Maar het misprijzen delen ze met degenen die het te pas en te onpas over collaboratievlaggen hadden, ongehinderd door enige historische kennis, en vaak met de tersluikse bedoeling te vermijden dat iemand in het eigen familieverleden zou gaan roeren.
Want collaboreren is door Zuid-Nederlanders wel vaker tot een van de schone kunsten verheven. Al in 1855 viel het kolonel Guillaume op dat zijn historiograferende landgenoten sinds 1815 ruimhartig papier hadden besteed aan het beschrijven van de exploten van de Belgen in dienst van het revolutionaire of keizerlijke Frankrijk, terwijl niemand het de moeite waard had gevonden na te gaan wat de loyale Waalse regimenten hadden uitgericht in diezelfde periode.
En die loyale regimenten waren er: de namen van Clerfayt, Ligne, Murray, Beaulieu en Latour stonden voor evenveel eenheden die met name in de romaanse delen van Zuid-Nederland rekruteerden, en tot in 1801 het Huis Habsburg trouw bleven dienen – eerst in eigen land, later in Duitsland en Italië. Uiteindelijk hadden ze zo lang ver van huis gevochten, dat het niet meer mogelijk bleek rekruten uit eigen land aan te trekken, en hun specificiteit verloren ging. Ze werden linieregimenten naast anderen.
Guillaumes boek vertoont alle kenmerken van een regimentsgeschiedenis, die individuele en collectieve vormen van dapperheid tot voorbeeld wil stellen. De grote achterliggende lijn, de loyaliteit, blijft zo wat onderbelicht. Toch komt het ons voor dat de strijd tegen het revolutionaire Frankrijk mee aan de basis heeft gelegen aan de loyaliteit aan het Huis van Oranje van menig officier. Met name in het regiment-Latour, dat geregeld vocht aan de zijde van Nederlandse eenheden, bleek dat gevoel voor te komen. Het is allicht geen toeval dat generaal François de Kerckhove uit Gent, een oud-officier van Latour, ook na 1830 in Nederlandse dienst bleef.
De mooiste illustratie van de gezamenlijke strijd van de Lage Landen tegen de geest van 1789 heeft helaas niet lang mogen duren. Op 14 november 1798 werd Prins Frederik van Oranje, jongere zoon van stadhouder Willem V, aangesteld als opperbevelhebber van de Oostenrijkse troepen in Italië. Tijdens de winter van 1798 op 1799 bereidde hij een groot offensief voor tegen de Fransen in Noord-Italië, maar het mocht niet zijn: in de nacht van 5 op 6 januari 1799 stierf de Prins aan moeraskoorts in Padua, betreurd door zijn hele leger. Tot dat leger behoorden ook de Waalse regimenten. Is het overdreven te denken dat daar een deel van de Oranjeliefde is ontstaan, die de trouwe officieren in 1815 in Waterloo, in 1830 in Brussel, in 1831 in Leuven en in 1832 in Antwerpen zo sierde?
Prins Frederik