Hoed u voor comfortabele denkers, die u geen strobreed in de weg leggen, en die u met een vaag armgebaar even makkelijk kan afwijzen als omhelzen. Ze zijn waardeloos. Jammer genoeg is de omgekeerde beweging niet altijd even trefzeker, en bestaan er ook ongemakkelijke auteurs die waardeloos zijn. Gilberto Freyre is geen van hen.
Freyre, die opgroeide in het Brazilië dat zich tot republiek had gemaakt uit protest tegen de afschaffing van de slavernij door keizer Pedro II, was een van de heftigste critici van de rassenwaan in de eerste helft van de twintigste eeuw. Zijn lof van het mestiezendom maakte hem echter niet tot een transhumanist, maar hij plaatste zijn visie resoluut in historisch perspectief. Volgens Freyre, die tijdens een verblijf in Parijs grondig was beïnvloed door Charles Maurras, was het kenmerkend voor de Latijnse, en met name voor de Iberische kolonisatoren, dat zij de eigen cultuur niet zonder meer wensten te transponeren naar de tropen, maar daar een specifiek cultureel evenwicht nastreefden, dat het beste van hier en van daar bij elkaar bracht op een manier die geschikt was om beleefd en geleefd te worden in de buurt van de evenaar.
Die gave zou volgens Freyre te enen male ontbroken hebben aan de protestantse Britten en Nederlanders, maar bij uitstek gegeven zijn aan de Portugezen. Freyre noemde die specifieke vorm van doordacht kolonialisme het Luso-tropicalisme, en hij hanteerde het als een argument ter verdediging van Salazars koloniale politiek, tot wanhoop van diegenen die eens zijn bondgenoten waren geweest.
Freyres benadering herinnert op een sympathieke wijze aan die van een andere historicus uit de school van de Action Française, namelijk Philippe Ariès, een van de vaders van de Nouvelle histoire, die de fascinatie van de moderne historici voor de dagjespolitiek enkel kon misprijzen, en dan maar liever de geschiedenis van het echte dagelijkse leven voor zijn rekening nam. Daar vond Ariès de geschiedenis van de lange termijn, die ook Freyre gepassioneerd zocht. Alle sympathie ten spijt kunnen we echter niet ontkennen dat Freyres visie voorbij ging aan zo vele aanzetten tot Europees-tropische synthese van Nederlandsen huize.
De manier waarop het Nederlands een zustertaal liet opbloeien aan de Kaap is daar allicht de mooiste illustratie van – zo ver heeft zelfs het Portugees het niet geschopt. De Kaaps-Hollandse bouwstijl past in het zelfde rijtje, en wie de meubelkunst uit Insulinde bestudeert, maakt een oefening die als twee druppels water gelijkt op de oefening die Freyre zelf maakte over Braziliaanse meubels uit de Portugese tijd. De meest indrukwekkende illustratie is echter nog steeds het voortleven van de Indo-cultuur in Nederland. Lees het onvolprezen tijdschrift Moesson en ga kijken op de Tong Tong fair. U zal zien dat er werkelijk een Nederlands-tropische synthesecultuur bestaat, die een minder bevooroordeelde Freyre misschien had kunnen leiden naar de erkenning van een Nederlands-tropische cultuur, of in zijn vocabularium: het Theodiscotropicalisme.
Landgoed Groot Constantia, een parel van Kaaps-Hollandse bouwkunst