Indien u zich zorgen maakt omdat u deze gravin niet meteen in de chronologie van het graafschap Holland kan onderbrengen, is daar een goede reden voor : ze ontkomt namelijk aan de chronologie. Het is de vorstin die wordt afgebeeld in het meest kenmerkende symbool van het voornaamste gewest van de oude Republiek, te weten in de Hollandse Tuin.
Als u die tuin gaat zoeken in Artis of in een ander park, mist u echter de helft van het verhaal. De Hollandse Tuin waarover wij het hebben, is afgebakend met een vlechtwerk van twijgen, en draagt het gewestwapen. In het midden ervan zetelt de Maagd van Holland, soms van de bijnaam Libertas voorzien, en in latere tijd al eens vervangen door de leeuw, die voorzien van een vrijheidshoed zijn canonieke plaats bij de ingang van de tuin heeft verlaten.
Een wat bazige versie van de Hollandse Maagd in haar Tuin, op een gevelsteen in Heusden (Noord-Brabant)
Bij het begin van de negentiende eeuw werd aan het symbool van de Hollandse Tuin enige subversieve kracht, en wel in republikeinse zin, toegeschreven. Allicht is het ook daarom dat de Tuin geen burgerrecht kreeg in de symbolentaal van het nieuwe Koninkrijk, dat nochtans met veel geestdrift grabbelde in de beeldenton van de Zeven Provinciën. Vandaag vinden we de Hollandse Tuin amper nog terug in de officiële heraldiek, naar men lezen kan dragen enkel nog de gemeentewapens van Geertruidenberg en… Gent dit beeld. Dat laatste is dan een opvallend zuidelijk uitstapje voor een Hollandse leeuw.
Het is maar de vraag of alles wel is wat het lijkt. De als historicus al te bescheiden Pieter Jan van Winter (tijdens zijn Leidse studententijd was hij als kroegcommissaris bij Minerva iets minder onopvallend, wat hem de bijnaam “Dolle Piet” opleverde) beschreef al in 1957 met het mengsel van terughoudendheid en acribie dat hem kenmerkte de herkomst van de Hollandse Tuin. Die mag dan al sinds 1572 het wapen van de Staten van Holland gesierd hebben, inlands was hij in Holland zeker niet.
Het beeld van de omwalde tuin drong de civiele heraldiek binnen aan het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw, en was in onze streken bijzonder schatplichtig aan het denken van Jean Molinet (1453-1507), decennialang een van de huisideologen van het Bourgondische hof. Hij lanceerde het idee van de “vergier de Bourgogne”, de Bourgondische boomgaard, waarin diverse planten- en dierensoorten samen konden leven. De tuin is dus geen plek van eigenheid, maar van lotsverbondenheid – en in die zin is de tuin der Zeventien Provinciën die Valerius’ Liedboek siert een stuk authentieker dan de later zo populaire Hollandse Tuin.
Molinets beeld verspreidde zich langzaam maar zeker door de Landen van herwaarts over. Bij de intrede van Karel V in Bergen werd de “jardin de Haynault” afgebeeld in een toneel, en ook in Antwerpen en Gent kreeg de tuin stadsrecht. In Gent viel dat des te makkelijker, omdat al sinds 1380 het beeld van de Maagd van Gent bekend was – en er banden te bespeuren zijn tussen de Tuin en de Maagd. Dat de Tuin in het Gentse stadswapen Hollands zou zijn, is dus bijzonder onwaarschijnlijk.
De afgesloten tuin wordt traditioneel in verband gebracht met een vers uit het Hooglied, waarin Salomon zijn bruid aanspreekt als “hortus conclusus” en “fons signata” – een besloten tuin en een verzegelde bron. Beide omschrijvingen zouden uitgroeien tot minder populaire, maar wel degelijk gevestigde benamingen van de Moeder Gods. In het hart van de besloten tuin, of die nu Hollands of Henegouws is, zit dus Maria, soms in het gezelschap van een eenhoorn, het symbool van de zonde, die door haar tot rust en rede wordt gebracht. De Maagd van Holland is dus de Maagd bij uitstek, Onze Lieve Vrouw, die niet op zolder, maar in de tuin thuishoort en daar haar plaats als gravin van Holland bevestigd ziet.
De Maagd en de Eenhoorn in een omwalde tuin
Met andere woorden: de Hollandse Tuin is bij uitstek een gemeenschappelijk symbool van de Nederlanden, en wel van de katholieke Nederlanden. Dat het in de heraldiek van het Koninkrijk geen plaats heeft gekregen, is dus dubbel jammer, omdat de regionaal-Hollandse en republikeins-regenteske subversie die men erin vermoedde, er helemaal niet in thuishoorde.
Het is wachten op heraldische tuinmannen van het slag van Van Winter om de Tuin zijn ware betekenis, en ook zijn populariteit terug te geven.