Gedurende decennia en decennia, gedurende eeuwen zelfs, werd op school gepoogd karakters te vormen aan de hand van voorbeelden. “De viris illustribus” , van Nepos of van Lhomond, was een methode om tegelijkertijd een dode taal aan te leren en waarden mee te geven. Nu het Frans in de Nederlandstalige gebieden langzamerhand het statuut van dode taal krijgt, is het moment misschien gekomen om opnieuw aansluiting te zoeken bij die werkwijze.

De vooravond van de herdenking van de moord op Lodewijk XVI is een gepast moment om ter zake een suggestie te doen. Het moge de dames en heren leerkrachten Frans in dat kader behagen om een blik te werpen op het oeuvre van G. Lenotre, pseudoniem van Théodore Gosselin (1855-1935), in leven lid van de Académie Française en auteur van tientallen werken over de revolutionaire periode in Frankrijk.

562px-lenotre

G. Lenotre

 

Wat maakt Lenotre dan zo geschikt voor gebruik in het onderwijs? Ten eerste zijn taal. Hij schrijft een zuiver Frans, wat van een académicien vanzelfsprekend mag heten – althans van een académicien die inmiddels is overleden. Daarnaast schrijft hij met de vaart van een auteur van jongensboeken en de acribie van een Duits hoogleraar uit de negentiende eeuw. Voldoende dus om hem als reisgezel in het taalonderwijs aan te nemen.

Ook inhoudelijk doorstaat Lenotre gemakkelijk de vergelijking met auteurs als Nepos of Lhomond. Zijn geschiedschrijving gaat niet over structuren of stromingen, maar over mensen – wat hem deed omschrijven als “le grand historien de la petite histoire”. Ten onrechte: hij beschrijft de grote stromingen van de geschiedenis aan de hand van concrete lotsbestemmingen, zonder de mensen weg te abstraheren uit het verhaal. Niets “petite histoire” dus, eerder het omgekeerde.

Een andere verdienste van Lenotre is zijn weerstand aan de verleiding heldenverhalen te schrijven. De personen wiens leven in de revolutionaire mallemolen hij volgt, zijn mensen van vlees en bloed, kinderen van Eva, getekend door de zondeval. Ook degenen die weerstand bieden aan het feest van haat en dwaasheid van de Terreur. Zonder moralisme, maar met mensenkennis en subtiliteit, stelt Lenotre ons de vraag: wat zou ik hebben gedaan, als ik niet de genade van een late geboorte had gekregen?

Elke drammerigheid is Lenotre vreemd, zijn mensbeeld is illusieloos en genadig. Is het daarom dat hij zijn laatste rustplaats kreeg op het kerkhof van Picpus, midden de geguillotineerden van de Terreur. Op zijn graf staan de woorden “Wie in mij gelooft, zal leven, ook als hij gestorven is” uit het Johannesevangelie. Bezoek zijn graf bij een volgende reis naar Parijs, en zeg er een Ave Maria. Lees daarnaast in de tussentijd zijn boeken, en geef ze vooral te lezen aan uw kinderen en leerlingen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s