Het moet een bijzonder moment geweest zijn, die Kerstochtend van 1817, toen voor de Antwerpse kathedraal twee van de vier bataljons van het Katholiek-Zwitserse infanterieregiment in Nederlandse dienst “Nr 32 – Auf der Maur” het einde van de Hoogmis afwachtten. Nadien zou de primaat der Nederlanden, prins-aartsbisschop de Méan, aartsbisschop van Mechelen en in een vorig leven de laatste prinsbisschop van Luik, het regimentsvaandel zegenen. Dat gebeurde met grote luister en gaf aanleiding tot grote vreugde, waarbij de feestredenaars niet nalieten te herhalen dat het oranje bij de katholieke bevolking van de bergkantons steeds een positieve bijklank had gekend.

Sic transit gloria mundi. Nog geen drie jaar later vroeg de nieuwe commandant van het regiment een prijsopgave bij een borduurster om met zo gering mogelijke kosten de naam van zijn voorganger, Ludwig Auf der Maur, van het vaandel te laten verwijderen. Na zijn oneervol ontslag was het immers niet wenselijk dat het regiment zijn naam op een of andere manier nog zou dragen.

Wat was er dan misgelopen? In de ogen van de ambtenaren van het ministerie van oorlog had Auf der Maur zich schuldig gemaakt aan fraude en bedrog, door in de mate van het mogelijke marges te nemen op de leveringen aan zijn regiment en niet altijd even precies om te springen met de rapportering over het aantal militairen in zijn eenheid. Zelf was hij ongetwijfeld van oordeel dat dat laatste enkel hemzelf aanging, omdat hij nu eenmaal een militair entrepreneur was in de aloude zin van het woord. Het gezegde “geen geld, geen Zwitsers” was hem met de paplepel meegegeven. Helaas had hij niet begrepen dat inmiddels de negentiende eeuw was begonnen, inclusief nieuwe ideeën over staatsmonopolie inzake militaire activiteiten.

Auf der Maur keerde terug naar zijn geboortekanton Schwyz, en werd er opnieuw politiek actief. Als voormalig strijder tegen de Franse bezetter van de kantons genoot hij een groot prestige, en zijn landgenoten vroegen zich af wie het niet begrepen had: hun generaal of de bureaucraten van Koning Willem. Op het eilandje Schwanau in het Meer van Lauerz, dat hij in 1808 had verworven, mediteerde hij over de wereld die naar de bliksem ging – enkel de kapel, die hij zelf had laten restaureren, bood nog zekerheid

Kapel Schwanau De kapel op het eiland Schwanau, gebouwd in opdracht van kolonel Auf der Maur 

Auf der Maur was niet de enige Zwitser in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden. Niet minder dan vier regimenten maakten tot 1829 deel uit van het koninklijke leger, tot zij werden ontbonden en hun officieren en soldaten de keuze kregen tussen terugkeer naar hun vaderland of overgang naar een “nationaal” regiment van het Nederlandse leger. Slechts weinigen maakten die laatste keuze, maar het is welsprekend dat niet één van hen in 1830 de kant van de muiters koos. Velen verkozen hun engagement voort te zetten in dienst van het Koninkrijk Napels, dat net op dat moment nieuwe Zwitserse regimenten lichtte om te weerstaan aan de revolutionaire druk.

Niet vatbaar voor enige cijfermatige toets, maar daarom niet zonder betekenis is de chronologie. Een jaar na het ontbinden van de Zwitserse regimenten in Nederlandse dienst, werd het Koninkrijk uiteengerukt door de revolutie. Napels volgde het Nederlandse voorbeeld in 1859 en stuurde de Zwitsers naar huis. Een jaar later stuurden de Piëmontezen Garibaldi en zijn zootje ongeregeld naar Sicilië, om nadien met uitgestreken gezicht de orde te gaan herstellen, en het Koninkrijk te integreren in het eengemaakte Italië. Enkel in de Pauselijke Staten bleven er nog Zwitserse troepen over. Hopelijk vindt men vandaag in Rome nog iemand die zich herinnert hoe riskant het is deze eenheden te ontbinden.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s