In de late (Kaapse) zomer van 1951 dineerde Jan Greshoff in een hotel in Wynberg, in de schaduw van de plantentuin van Kirstenbosch. Van iemand die inmiddels al meer dan een decennium in Kaapstad woonde, mag dat niet verbazen. Zijn gezelschap was in die omgeving uitzonderlijker. Een Oostenrijkse edelman op leeftijd, die in zijn jonge jaren een opgemerkte novelle had geschreven en nog minder dan een jaar te leven had. Leopold Ferdinand, freiherr von Andrian-Werburg, mocht zijn titel in zijn vaderland niet meer dragen, met dank aan het idiote Adelsgesetz, dat suggereert dat de Oostenrijkse republiek wordt bedreigd door het herhaalde en opeenvolgende gebruik van de letters v, o en n. Dat hij de Liechtensteinse nationaliteit had aangenomen, mag dan ook niet verbazen, en kan hoogstens tot navolging inspireren.
Leopold von Andrian
Het gesprek tussen de dichters op leeftijd zwalpte van herinneringen naar vriendschappen en kwam natuurlijk ook op Stephan George, die ooit in Andrian zijn Oostenrijkse discipel had gezien – maar vergat dat heren geen discipelen blijven. En natuurlijk op Hofmannsthal.
Bij diens vijftigste verjaardag had Andrian zijn letterkundige zwijgen nog eenmaal doorbroken, om een vers te wijden aan zijn jeugdvriend en strijdgenoot. Voor Greshoff was die tekst meer dan een gelegenheidsvers, maar gold het als een levensles, voor Oostenrijkers zeker, maar ook voor Nederlanders, en met name voor “Nederlanders van het oude slag”, zoals hij schreef in N.P. van Wyk Louws tijdschrift ‘Standpunte’.
Wat zegt Andrians vers?
Wir waren reich, wir konnten unser sagen
So wie der Kaiser! Was in Österreich lebte
Arm sind wir jetzt, denn unsre Welt entschwebte.
Kan het op het eerste zicht onnederlandser dan dit? Een verwijzing naar de keizer, een verdwenen wereld. Als Andrian niet met Greshoff, maar met Verwey had gedineerd, zou het tot een breuk zijn gekomen, net als tussen Verwey en George.
Toen niet. De oude Maurras-lezer Greshoff erkende de wijsheid van de Habsburgse legitimist Andrian – en vond dit relevant voor zijn Nederlanderschap.
Jan Greshoff