Op een verkiezingszondag verwachtte u van Geheime Nederlanden allicht noch stemadvies, noch electorale analyse. Op dagen als deze herinnert men zich met enige weemoed, en aanvankelijk ook met instemming, het woord van Erich Wichman: “Stem niet, lees Goethe!“ – om vervolgens te bedenken dat een toestand waarin net de lezers van Goethe van de urnen zouden wegblijven allicht niet van die aard is dat het de kwaliteit van de volksvertegenwoordiging ten goede zou komen.
Recent verscheen bij uitgeverij Balans een korte biografie van een “aristocratische dwarsbalk in het democratische wapenschild” van het lokale bestuur, Rudolph, ridder van Rappard, in leven jarenlang burgemeester van Gorinchem. Van Rappard liet nogal wat geschriften na, waaronder tweedelige levensherinneringen en een interviewboek, maar alle blinken die uit in onleesbaarheid, zodat de biografie van Klaas Tammes een goede gelegenheid was om te toetsen of mijn spontane sympathie voor de man al dan niet verantwoord was.
Het antwoord blijkt genuanceerd te zijn. Iemand die in 1937 de campagne van het Verbond voor Nationaal Herstel steunde onder de leuze “Weg met Moskou, geen Mussert, alleen Oranje!” gaf alvast blijk van de zin voor nuance die regelrecht naar politieke nederlagen leidt. En wie een bijeenkomst van socialisten enkel toelaat, wanneer zij plechtig beloven hun gezellige avond af te sluiten met het zingen van het Wilhelmus, is ook op volwassen leeftijd nog een echte corpsbal. Beide eigenschappen kunnen we wel waarderen.
Ridder Van Rappard in het langharig en werkschuw, doch zoetgevooisd gezelschap van Boudewijn De Groot
Anderzijds valt het op hoezeer Van Rappard ook kind van zijn tijd was. Van lokale autonomie moest hij niet veel hebben en ook erfgoedbesef was niet zijn sterkste kant. Een reactionaire burgemeester associeer je niet zo gauw met hoogbouw. Toch was een van de grote teleurstellingen van Van Rappard dat hij Gorinchem niet kon “versieren” met een rij torenflats. Was hij burgemeester van Rotterdam geworden in de jaren veertig of vijftig, zou die stad er met andere woorden net zo hebben uitgezien als nu – een belediging voor de goede smaak.
En dat is geen verwijt aan het adres van Van Rappard als persoon – maar een scherpe waarschuwing voor elk van ons. We zijn meer kind van onze tijd dan we denken, we slepen meer vooroordelen van onze spontane tegenstrevers met ons mee dan we willen. Als zelfs een sterk karakter als Van Rappard met momenten een meeloper was, hoeveel meer zijn wij dat niet?
Want dat hij een sterk karakter had, hoeft geen betoog. Als achtkaratige Oranjeklant ten tijde van de Lockheedaffaire aan te dringen op het terugtreden van Prins Bernhard als landcommandeur van de Johannieterorde, en zelf ontslag te nemen als de suggestie niet wordt gevolgd, getuigt van karakter. Pleiten voor nieuw bloed in de Nederlandse adel door nieuwe adelsverheffingen, geeft blijk van inzicht, en ook van karakter. En als orgelpunt keren we terug naar de titel van dit stukje. Jarenlang was Van Rappard in nevenfunctie voorzitter van een koepel van imkersverenigingen. Zijn eigen talenten als imker schatte hij niet hoog in, maar hij liep over van respect voor het geduld en de vakkunde van zoveel eenvoudige imkers. Als Nederland ondersteboven leek te liggen door het gedrag van de provo’s, was zijn beste suggestie dat die meisjes en jongens maar imker moesten worden, om weer zin voor realiteit en hiërarchie te krijgen. Ze werden ecologist, en luisterden niet naar Van Rappard. Jammer.
Leestip: “Dwarsligger van beroep. Ridder van Rappard (1906-1994), de spraakmakendste burgemeester van Nederland” van Klaas Tammes, verschenen bij Balans