Zelfs in het licht van de eeuwigheid is het een hele opgave de relativiteit van de eigen toestand in te zien. Een illustratie daarvan is vast te stellen in talloze parochies in de Lage Landen, waar ouder wordende parochiepriesters, ondersteund door een koor van zelfbewuste parochianen, orakelen dat de tekenen van deze tijd dermate uniek zijn, dat uitzonderlijke maatregelen onvermijdelijk zijn geworden. De lekenkerk komt eraan, preekt de pastoor, die aan het einde van zijn loopbaan nog een rekening te vereffenen heeft met zijn sinds lang overleden wijbisschop, die in zijn ogen veel te klerikaal was.
Kaal geworden hippies en bloemenmeisjes met een kunstgebit vallen hem met veel gretigheid bij: dit is een unieke gelegenheid om meester te worden over de Kerk die hun ouders zo was, en waarvan ze met enige droefheid afscheid dachten genomen te hebben. Als die Kerk, of toch haar vertegenwoordiging in stad of dorp, als een rijpe appel aan het vallen is, zou het toch dwaasheid zijn niet in te gaan op die uitnodiging om een Kerk te maken naar eigen beeld en gelijkenis? De tekenen des tijds, weet u wel – of als u het wat meer exotisch, en ook wat geleerder wil zeggen: het aggiornamento.
Een van de vervelende eigenschappen van de geschiedenis is dat vele dingen die we vandaag beleven al eerder zijn voorgevallen. Een crisis van de Kerk is er al geweest, in veelvoud zelfs. En ook een lekenkerk is er al geweest. Sterker nog: ze is er nog steeds, maar hoe verschilt ze van de wensdromen van onze medeparochianen!
Elke zondag wordt in de kapellen in Halle en Leerbeek een dienst gevierd, die zo goed en kwaad mogelijk de H. Mis vervangt. De gelovigen die deelnemen aan de dienst zijn immers sinds 1840 verstoken van priesters. Toen overleed hun laatste bedienaar, E.H. Philippus Winnepenninckx, in leven pastoor van Leerbeek. Bijna twee eeuwen later verzamelen de rooms-katholieken die het concordaat van 1802 afwijzen, ten onrechte Stevenisten genoemd, nog wekelijks om te luisteren naar het rozenhoedje, het epistel en het Evangelie van de zondag, de canongebeden, de litanieën en een lezing uit het sermoenenboek.
De kapel van Leerbeek
Deze erediensten zijn bescheiden, in volle bewustzijn van hun onvolkomenheid, zonder de brallerige heldhaftigheid van wie meent of weet de waarheid te verdedigen tegen de dwaling. Ze getuigen van vertrouwen, omdat zelfs het gedurende twee eeuwen verstoken blijven van priesters de ware anti-concordatairen niet van de wijs heeft gebracht, al is voor deze of gene de verleiding te groot geworden, met een wijding in een fantasiekerk als resultaat.
Het contrast met de vrolijke herauten van de lekenkerk zou niet groter kunnen zijn. Waar het authentieke geloof zich bevindt, hoeft weinig duiding.
De Brabantse landbouwers die de erfenis van Winnepenninckx (en langs hem van zijn inspiratiebron kardinaal de Franckenberg) getrouw zijn, herinneren me aan het lied “Campesino” van Atahualpa Yupanqui, zoals onder meer gezongen door Dirk van Esbroeck:
Cuando vayas á los campos,
no te apartes del camino,
que puedes pisar el sueño
de los abuelos dormidos.
Of vrij vertaald: “Als je naar de velden loopt, landbouwer, verlaat het pad dan niet. Je zou op de dromen kunnen stappen van je overleden voorouders.”