Net vooraleer de zomer begon, op 20 juni, dachten we met respect terug aan graaf Hans Axel von Fersen, Rijksmaarschalk van Zweden en vroege martelaar van de legitimiteit. Fersen is vooral gekend door zijn vriendschap met koningin Marie-Antoinette en zijn rol in de vlucht van het Franse koningspaar naar Brussel, die zo jammerlijk eindigde in Varennes. Aan Varennes en wat eraan voorafging, houden we een beeld over van een mondaine, doch dappere jongeling – die in 1791 toch al 36 was, en daarenboven kolonel-eigenaar van het eerbiedwaardige regiment Royal-Suédois, dat in die dagen gelegerd was in de omgeving van Landeschie, in het door Frankrijk bezette deel van Henegouwen.
Minder bekend is de Fersen van na Varennes. Vanuit Brussel speelde hij een sleutelrol in de diplomatieke en politieke contacten die aan de oorsprong lagen van de coalities tegen het revolutionaire Frankrijk. Met enige moeite kon hij ook zijn eigen vaderland bij de coalitie betrekken, hoewel ook daar het revolutionaire venijn diep was doorgesijpeld in de beleidsmakende kringen.
Fersens uur leek te slaan toen in 1796 prins Gustav Adolph, zoon van de in 1792 vermoorde Gustav III (bekend uit Verdi’s Ballo in Maschera) meerderjarig werd en de Zweedse internationale positie helder werd samengevat in een politieke lijn die gebiedsuitbreiding in Noorwegen, een goede verstandhouding met Rusland en een principieel verzet tegen het revolutionaire Frankrijk combineerde. Fersen, die mede de architect van die lijn was, werd een van de nauwste raadgevers van koning Gustav Adolph IV.
Graaf Hans Axel Fersen als Rijksmaarschalk van Zweden
In 1807 wisselden de Russen echter van kamp, en bleven Zweden en Portugal als enige mogendheden op het continent trouw aan de anti-revolutionaire coalitie. Hun trouw werd niet beloond: de Fransen bezetten Zweeds Pommeren en de Russen veroverden Finland op de Zweden. Binnenlands was dit de aanleiding voor openlijke of heimelijke Fransgezinden om een staatsgreep te plegen, en de koning tot troonsafstand te dwingen. Als zijn opvolger werd zijn oom en voormalige voogd, regent Karl, naar voren geschoven, van wie werd vermoed dat hij niet onwetend was over de plannen om zijn broer Gustav III te vermoorden. Dat de afgezette koning ook een zoon had, werd gemakshalve over het hoofd gezien, en later bevestigde de Rijksdag vrolijk dat de persoonlijke troonsafstand van Gustav Adolph IV geacht moest worden ook betrekking te hebben op zijn afstammelingen. Om helemaal zeker te zijn, werden de legitieme vorst en zijn familie gedeporteerd naar Duitsland.
Fersens antipathie voor deze gebeurtenissen was een publiek geheim en velen gingen ervan uit dat hij betrokken was bij plannen voor een tegencoup. De complottheorieën bereikten een hoogtepunt toen de kinderloze Karl (intussen Karl XIII) de Deense prins Karl August adopteerde, maar deze minder dan een jaar later overleed aan een hartaanval. Volgens de stadslegende was de prins echter vergiftigd, en wel op instructie van Fersen.
In zijn hoedanigheid van Rijksmaarschalk nam Fersen op 20 juni 1810 deel aan de begrafenisplechtigheid van Karl August, wat door het revolutionaire gepeupel als een provocatie werd gezien. Zijn koets werd met stenen bekogeld, en de garde van de nieuwe koning vond het hoegenaamd niet nodig in te grijpen – ook niet toen de massa probeerde Fersen uit zijn voertuig te slepen, en daar na verloop van tijd in slaagde. De Rijksmaarschalk, in de steek gelaten door leger en ordediensten, werd op de meest beestachtige manier mishandeld, en stierf uiteindelijk toen een zeeman op en neer ging springen op zijn borstkas. De dappere zeeheld kreeg na een symbolische straf genade van Karl XIII en mocht een nieuw leven beginnen in Amerika.
De moord op Fersen, Stockholm, 20 juni 1810
Fersen was zeker niet de enige die lak had aan het verbreken van de legitimiteit in Zweden. In zijn vaderland was de legitimistische “gustaviaanse” partij sterk genoeg om gevreesd en gehaat te worden. Met name de provincie Schonen was een legitimistisch bolwerk. Zelfs na het overlijden van Karel XIII was zijn opvolger maarschalk Jean-Baptiste Bernadotte (“Karel XIV”) zo beducht voor een gustaviaanse restauratie, dat hij erop aandrong Noorwegen voldoende autonomie te geven binnen het rijk – kwestie van toch een toevluchtsoord over te houden in de hypothese van een restauratie van de legitieme dynastie.
Ook in de Nederlanden was er sympathie voor de afgezette koning Gustav Adolph IV. Vanuit zijn ballingsoord Bazel bezocht hij onder zijn schuilnaam kolonel Gustaffson meermaals het Koninkrijk van Willem I. Dacht hij erover zich in onze streken te vestigen? In ieder geval streefde hij naar een huwelijk van zijn zoon met prinses Marianne, en op 25 juni 1828 kwam het effectief tot een verloving. Die leidde echter tot hevig diplomatiek protest vanuit Zweden, met name omdat de aanstaande bruidegom in de officiële communicatie als “prins van Zweden” werd betiteld. De discussie escaleerde en leidde er uiteindelijk toe dat de verloving werd verbroken.
Voor de legitieme vorsten van Zweden bewaarde nog menig Nederlander een plaatsje in zijn hart. Op de eerste plaats prinses Marianne, wier uiteindelijke huwelijk met Albrecht van Pruisen onder meer vergald werd door de herinnering aan de charmante Zweedse prins. Maar ook in Haarlem woonde een dichter die “kolonel Gustaffson” waardeerde. Bilderdijk ontmoette de afgezette Zweedse koning meermaals en wijdde in 1829 een gedicht ”Aan den zwervenden koning van Zweden”, dat begint met de verzen “Laat vrij een wuft gevoel met kroon en scepter spelen/Het echte Koningshart erkent geene aardsche macht.”
Het was een hulde aan de legitimiteit, die Fersen met genoegen zou hebben onderschreven.