Wie tijdens een zondags noenmaal de vraag opwerpt welk type bouwwerk nu het meest kenmerkend is voor de Lage Landen, zal allicht om de oren geslagen worden met belforten en kathedralen. Zo leren inderdaad de ketters, maar zij dolen.
Als één structuur typisch is voor de Nederlanden, is dat de theekoepel – het stijlvolle tuinhuis dat met name bij de landhuizen aan de Vecht, maar ook in stille stadjes als Franeker, rust biedt die in de hoofdwoning een schaars goed is geworden.
In de zeventiende en achttiende eeuw werden deze huisjes in de Verenigde Provinciën verzelfstandigd tot ware kunstwerken. Die verzelfstandiging was trouwens een feit in de meest letterlijke zin van het woord, want de koepels maakten zich los van de tuinmuur, en werden vrijstaande gebouwtjes. Waar een groot deel ervan aansluiting vond bij de dominerende stijl van de klassieke barok, waren er ook heel wat koepels die exotische modes weerspiegelden. Met name Chinese en Japanse bedenksels kwamen meermaals voor.
In de negentiende eeuw overleefde de theekoepel ternauwernood. Hier en daar kwam een neogotisch monstertje om de hoek kijken, maar meestal bleef de vormentaal van de barok domineren. Vooral echter verloor de theekoepel aan populariteit, terwijl het gewone tuinhuis de uiterste grenzen van de lelijkheid ging opzoeken.
In de Zuidelijke Nederlanden zijn de theekoepels minder talrijk. Uit het tijdvak dat hun bloeiperiode in het Noorden was, zijn er daar maar twee bewaard gebleven, eentje in het kasteelpark van Mariakerke bij Gent, en eentje in het kasteelpark van Reet (hieronder).
Het meest indrukwekkende voorbeeld is het paviljoen de Notelaar in het kasteelpark van de hertogen d’Ursel in Hingene (hieronder) – maar over de vraag of dit nog een theekoepel is of een zelfstandig bouwwerk, lopen de meningen uiteen.
In Herentals is dan weer het allicht enige voorbeeld te vinden van een Zuidelijke theekoepel uit de periode van het Koninkrijk der Nederlanden.
Vooral de late negentiende eeuw zag het Noordelijke model naar het Zuiden afzakken – niet voor de eerste keer nam het Zuiden Noordelijke ideeën over op het moment dat die daar werden verlaten. Voorbeelden daarvan zijn te vinden in de kasteelparken van Lebbeke en Jabbeke, en in een villatuin in Baarle-Hertog. Kort na de Eerste Wereldoorlog werd in Zedelgem nog een theekoepel gebouwd. De voorbeelden die nadien ontstonden, passen meer in de traditie van het exotisme dan in de continuïteit van het Noord-Nederlandse model.
Net zoals het wachten is op de couturier die op een frisse manier nieuw leven geeft aan de regionale Trachten van de diverse Nederlanden, kijken we uit naar de architect die in de hectiek van deze eeuw weer aanknoping vindt bij het symbool van luxe en rust dat de theekoepel is. Dan wordt Bomans’ Baudelaireparafrase uit de titel van dit stukje weer een tijdloze werkelijkheid.