Dit jaar is het vierhonderd jaar geleden dat in Brussel Filips Willem, Prins van Oranje, oudste zoon van de Zwijger overleed. Vanochtend werd in Diest het jaargetijde opgedragen waarom hij in zijn testament had gevraagd. Het siert de plaatselijke deken Felix van Meerbergen dat hij dit verzoek weer is gaan uitvoeren, na eeuwen van vergetelheid.

Naast de jaarlijks terugkerende plechtigheid, verantwoordt de ronde verjaardag een aantal bijkomende uitingen van belangstelling voor de Prins. In Diest zijn er lezingen en tentoonstellingen, en bij de Utrechtse uitgeverij Omniboek verscheen een monumentale biografie van de Prins, van de hand van P.J. Schipperus.

Filips Willem

Prins Filips Willem

 

Bij het werk van deze Rotterdamse jurist past eerbied (om eens niet het zo vaak misbruikte woord “respect” te hanteren), maar eerbied hoeft niet in de weg te staan van kritische zin. Het boek is moeilijk leesbaar, en zwijmelt onder de ordeloos aaneengeregen citaten uit de uitgegeven briefwisseling van de protagonisten van de Opstand. Daarenboven is het onevenwichtig opgebouwd: de eerste helft van het leven van Filips Willem wordt besproken op 300 bladzijden, de tweede helft moet het stellen met amper vijftig pagina’s. Nochtans is net die tweede helft de meest actieve periode in het leven van de Prins, in tegenstelling tot zijn jeugdjaren en de jaren die hij in gevangenschap in Spanje doorbracht.

Het probleem is echter dat de auteur zich niet helemaal (of, als we heel eerlijk zijn: helemaal niet) heeft weten los te maken van het stereotiepe beeld dat hij allicht overhoudt uit zijn verblijf op de basisschool. Die visie kan worden samengevat als een amper geactualiseerde versie van de Zwarte Legende, die Filips Willem reduceert tot “de zoon van zijn vader” en een slachtoffer van de booswichten in het westernverhaal dat de Opstand in die visie is, namelijk Alva en Filips II.

Van een biograaf mag worden verwacht dat hij zich kan inleven in zijn onderwerp. Dat lukt Schipperus hoegenaamd niet. Hij heeft wel sympathie voor Filips Willem, heeft er zelfs medelijden mee, maar moet meermaals zijn toevlucht nemen tot het afdoen van uitspraken van de Prins als “gedaan onder dwang” of zelfs het product van hersenspoeling. Dat een Prins van Oranje oprecht trouw kan zijn aan de Kerk van Rome en de Spaanse Habsburgers, is voor deze auteur een ondenkbare gruwel.

Dat is jammer, want het is precies die genuanceerde positie die Filips Willem tot een bijzonder boeiend figuur in onze geschiedenis maakt. Schematisch, al te schematisch is de Prins erin geslaagd afstand te houden van het wanstaltige dilemma dat de protagonisten van de Opstand in de greep hield. Wie vasthield aan het overgeleverde geloof, en niet mee wenste te lopen met de herauten van de reformatie, die onder de roep voor religieuze vrijheid vooral de persoonlijke drang naar dominantie verborgen, bevond zich binnen de kortste keren in het kamp van de hertog van Alva. Alva was een gecultiveerd man, die behoorde tot de oude adel, maar slechts matig trouw was aan de waarden van zijn stand en bereid bleek bij te dragen tot verspreiding van die andere nieuwlichterij, het centralisme. En wie de verdediging opnam van het oude recht, vond ongewenste bondgenoten in degenen die de grondslag van dat recht, namelijk de religie, onderuit wensten te halen. Dat een houwdegen als Egmont er het noorden bij verloor, mag niet verbazen. Enkel een politieke condottiere als de Zwijger kon, met behulp van het betere bochtenwerk, zijn eigen positie handhaven, tot die noodlottige zomerdag in Delft.

Schipperus’ conclusie, dat Filips Willem een monument verdient voor zijn standvastigheid, is dus correct, maar om de foute redenen. Niet dat hij in de Zuidelijke Nederlanden “weigerde een pion van Spanje” te worden, maar dat hij weigerde over te gaan tot de keuze tussen het traditionele geloof en de traditionele staatsinrichting, maakt deze Prins van Oranje het herdenken waard. Symbolisch, want ogenschijnlijk ingehaald door de feiten, vertegenwoordigde hij de erfenis van de Unie van Atrecht, dat betere, maar vergeten alternatief voor de Utrechtse Unie.

Prins Frederik

Prins Frederik

 

Ter zijde: op een bepaald ogenblik ontstond in het Noorden grote, maar onterechte paniek, omdat werd gevreesd dat Filips Willem de plaats van aartshertog Albrecht zou innemen als landsheer van de Zuidelijke Nederlanden. Op die manier zouden Zuid en Noord zo niet formeel, dan toch feitelijk geregeerd worden door twee broers uit het zelfde Huis en zou de verhouding tussen beide landstreken fundamenteel geregeld zijn door een familiepact. Onwillekeurig denkt men daarbij aan de piste die 175 jaar later in de Nederlanden opgeld maakte, en waarbij Willem, de oudste zoon van stadhouder Willem V zijn vader zou opvolgen in de Verenigde Provinciën, terwijl zijn jongste zoon Frederik landsheer zou worden over de Zuidelijke Nederlanden, op dat moment kortstondig samengebracht in de Verenigde Nederlandse Staten.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s