Vorige woensdag, op 7 maart, was het 72 jaar geleden dat in het Zuid-Italiaanse stadje Andria de zussen Carolina en Luisa Porro gelyncht werden door een “cieca pleba pervertita”, zoals het op hun gedachtenisprentje werd omschreven. Hun zussen Stefania en Vincenzina overleefden de moordpartij. Hun misdaad ? Ze hadden een deel van hun rijkdom gedeeld met de armen, door gronden en gelden te schenken aan de paters Salesianen, die op de gronden een klooster en een school op zouden bouwen. Zo kwamen zij niet langer in aanmerking voor onteigening door het linkse gemeentebestuur, omdat ze sowieso een bestemming van maatschappelijk nut hadden gekregen.
Kort na het einde van de oorlog was Zuid-Italië het toneel van bezettingen van grote landbouwbedrijven door arbeiders (vaak uit de steden) die waren opgehitst door de communisten. In de streek van Andria maakten ze het wel heel bont, en bezetten ze ook de stad. In die pre-revolutionaire sfeer loste een onbekende een schot op de communistische agitator Giuseppe di Vittoria, terwijl die een meeting gaf. Om een onbekende reden ging het gerucht dat de aanslag georganiseerd was door de vier vrome zussen Porro, die in hun stadspaleis wapens zouden verbergen. Een bewering die te gek was om los te lopen, maar waaraan geloof werd gehecht door een misleide en verblinde massa. Massa’s hebben de gewoonte de gekste dingen te geloven, net zoals ze de neiging hebben de meest perverse wreedheid te vertonen. Dat was in Andria niet anders.
Pas in 1948 kwam het tot een proces van de leiders van de lynchpartij. Misschien was de houding van de betrokkenen tijdens het proces wel de beste illustratie van hun diepe aard. De twee overlevende zussen ontkenden bij hoog en bij laag dat ze ook maar iemand van de beklaagden herkenden. Ze voegden er stilletjes aan toe: “we hebben iedereen vergeven”. De verdediging van de moordenaars wees er bij elke gelegenheid op dat de vermoorde zussen “sanfedisti e borbonici”, zeg maar contrarevolutionaire krachten, waren. En zoals geweten is, mag daarop vrij gejaagd worden.
Waarom is het verhaal van de gezusters Porro ook vandaag nog de moeite van het vertellen waard ? Omdat we martelaren voor het geloof in de twintigste eeuw vaak exclusief associëren met de grote totalitarismen van die tijd. Dat is niet fout, maar het belet niet dat ook in democratieën martelaren zijn gevallen, zij het vaak door toedoen van aanhangers van het totalitarisme. Alleen al in Italië werden tussen 1944 en 1947 honderddertig priesters vermoord door communistische “partizanen” die uit het oog waren verloren dat Mussolini al in 1943 was afgezet. Een van hun slachtoffers, de seminarist Rolando Rivi, die amper dertien jaar oud was toen hij werd vermoord, werd in 2013 zalig verklaard.
Ook de gezusters Porro verdienen naar mijn aanvoelen de eer der altaren. Omdat ze gedood werden om hun geloof én om hun goede werken – of omdat zij de deugd van de vergiffenis wisten te beoefenen op een moment dat dat redelijkerwijze van niemand kon worden verwacht.
Sorelle Porro, ora pro nobis !
De website van de familie Porro (www.iporro.it) is een goede bron van informatie over dit droeve verhaal.