Tweemaal per jaar volgen de gedenkdagen van troon en altaar spoedig op elkaar. Op 21 januari herdenken we de sterfdag van Lodewijk XVI, op 30 januari die van Charles I. Negen maanden later volgt de sterfdag van Marie Antoinette, op 16 oktober en het feest van de Zalige Karl van Oostenrijk op 21 oktober –dat is echter niet zijn sterf-, maar wel zijn huwelijksdag, een symbool van hoop.
Op het continent is de verering van “Charles the Martyr” minder verspreid, maar de Church of England heeft hem wel degelijk tot de eer der altaren verheven, een verering die Stuart-legitimisten samenbrengt met wie zich verzoend heeft met de “protestant succession”.
Die verering gaf onder meer aanleiding tot onderstaande bijzonderheid: een fraaie neo-Latijnse parafrase op het Dies Irae ter ere van Charles. Ze is van de hand van Henry Jenner, de taalkundige die aan de wieg stond van het regionalisme in Cornwall. Jenner was overigens een standvastige jacobiet, die een vooraanstaande rol speelde in de kortstondige, maar hevige renaissance van het legitimisme op de Britse eilanden. Ook Alexander Teixeira de Mattos, die Couperus, Maeterlinck en Streuvels naar het Engels vertaalde, behoorde toe die stroming, en dreef het enthousiasme ooit zo ver dat hij een proclamatie over het herstel van de legitieme vorst ging aanplakken in de Houses of Parliament. Toen in 1914 de Wereldoorlog uitbrak, betekende dat ook het einde van de jacobitische beweging. De legitieme vorstin was immers aartshertogin Maria Elisabeth van Oostenrijk-Este, de echtgenote van koning Ludwig III van Beieren. En de vijand van de natie op de troon wensen, neen dat was er ver over. Het scheelde geen haar, of na Parijs begon ook Londen kwaad te spreken over “l’Autrichienne”.
De geschiedenis is de geschiedenis, maar Jenners tekst herinnert ons aan het vermogen van vroegere generaties om liefde voor stad en streek, het kleine vaderland, in evenwicht te brengen met trouw aan een dynastie die heerste over vele landen, en met geloof in de Wereldkerk. Vanavond bid ik mee met Jenner:
Rex divine, Rector regum,
Juris Auctor, Dator legum,
Omnem regens populum,
Tibi laudes extollamus
Hodie dum honoramus
Florem regum Carolum.
Eheu! Clades et dolores
Generarunt proditores
Maculati crimine;
Cadunt templa gloriosa
Cadunt leges, alba rosa
Rubra fit de sanguine!
Vere dixit rex Bardorum
“Tempus erit miluorum
Et stragis mirabilis,
Quando regnum amittetur
Et in auram elabetur
Albus rex et nobilis.”
Jus divinum, lex celestis
Ab hominibus scelestis
Arroganter spernitur;
Ad tribunal cruentatum,
Ad insanis designatum,
Rex Anglorum ducitur.
Caræ matris fili vere
Tu servasti persincere
Præcepeta fidelia
Propter illa propugnasti,
Ipsa victus superasti
Cæsus pro Ecclesia.
Nihil vile tu fecisti,
Semper digne tu gessisti
Mirum per spectaculum.
Nil maligne proclamasti;
Pulchrum caput inclinasti,
Velut super lectulum.
Et corona peritura
Data, bona mercatura,
Pro incorruptibili.
Tenuisti cursum durum
Per securum ad securum
Regnum Christi Domini.
Te Precursor, cujus nomen
LAUDEM sonat (felix omen!)
Ille Præsul inclytus
Expectabat coronatus,
Ubi laudat candidatus
Martyrum exercitus.
Cæde Regis venit vita,
Venit lege demolita
Renovamen patriæ;
Sanguis Martyris Regalis,
Facti morte immortalis,
Semen fit Ecclesiæ
Letum priusquam acerbum
Passus fuit, unum verbum
Dixit “Reminiscere”;
Tu, Ecclesia sanata
Hujus morte reparata.
Numquam obliviscere!