Een van de dogmata van de actuele kunstscène, waarvan algemeen geweten is dat zij van elk dogma vrij is, is de verwerping van het beginsel van de stijleenheid. Goede smaak herken je vandaag aan een collectie die elke grens overstijgt, en oud en nieuw, lage en hoge cultuur, Westers en niet-Westers combineert en onderling confronteert. Het resultaat mag vaak niet gezien worden.
Toch valt er wat te zeggen voor een afscheid van de stijleenheid. Als beginsel is het immers bijzonder weinig organisch, in zoverre het geen ruimte laat voor natuurlijke groei. Wie wil weten wat ik bedoel, nodig ik graag uit om tijdens de komende Kerstdagen eens te letten op de barokke kranskapellen in onze gotische kerken. Aan de andere kant is stijleenheid vaak een argument geweest voor de meest kortzichtige vormen van tabula rasa.
En toch is er een vorm van stijlcombinatie die me al sinds heel lang ongemakkelijk maakt.
De oorspronkelijke kerk van Sint-Jacob in Brussel, werk van het classicistische architectentrio Barré, Guimard en Montoyer, raakte de hemel met een Grieks aandoend fronton. Zuiverder classicisme was amper denkbaar. Het torentje is driekwart eeuw later toegevoegd door een andere classicist, de vaak onderschatte Tielman Frans Suys. Mij overtuigt noch de ene, noch de andere oplossing. De oorspronkelijke versie zondigt door overmatige zuiverheid, en mist het evenwicht van bijvoorbeeld de Madeleine in Parijs. Het torentje lost het probleem niet op. Is het allicht de combinatie van twee varianten van eenzelfde vormentaal die de harmonie op de vlucht jaagt ?