Vanochtend in de hoogmis – die in onze hoofdkerk ook de enige eucharistieviering is op zondag – kon je er niet naast kijken. Van de misgangers onder de twintig was drie vierden afkomstig uit Afrika onder de Sahara.

Vanwege iemand die begaan is met het erfgoed van de katholieke Nederlanden zou je allicht verwachten dat dit aanleiding geeft tot pessimistische bedenkingen van het type tout fout le camp. Niets van, het stemde me vrolijk.

In de eerste plaats omdat onze Afrikaanse vrienden weten hoe zich te gedragen tijdens de liturgie, ook wanneer zij de jaren des verstands nog niet, of pas heel recent hebben bereikt. Onze zitliturgie bevalt ze niet, en ondanks de vrolijkheid die de liturgie in Afrika vaak kenmerkt, voelen zij meer dan inheemse gelovigen aan dat gemaakte blijheid, van de type dat keer op keer de kop opsteekt bij de vredewens, niet echt een plaats heeft in de gewone vorm van de Romeinse ritus. Van de buitengewone zwijgen we dan nog.

Daarenboven valt het me op dat zij ook met de Nederlandse taal zorgvuldiger omgaan dan mensen van wie de familie al vele generaties in de stad woont. Grammaticaal en lexicaal is hun Nederlands misschien niet perfect, maar wel zuiverder dan het gemiddelde verkavelingsvlaams. En de enkele specificiteiten in hun uitspraak van het standaardnederlands maken onze taal enkel zonniger.

Ja, er is hoop. Er is hoop, omdat mensen die van verre naar hier zijn gekomen, inspiratie vinden in de tradities die de Lage Landen maakten en maken tot wat ze zijn. Als ik deze mensen zie, denk ik terug aan de interessante Rotterdamse staatsrechtsgeleerde J.A. Eigeman, die een analogie zag tussen het nationaliteitsrecht en het auteursrecht. Wie behoort tot een cultuurnatie ? Wie bereid is mee te werken aan de ontwikkeling ervan, en wie bereid is dat te doen op een wijze die de continuïteit van die ontwikkeling waarborgt. De subtielere verwoording van Renans plébiscite de tous les jours, dus.

In die benadering is meteen ook duidelijk waarom een conservatieve benadering van de traditie wars is van elk racisme. De oude August Bebel wist het al: het antisemitisme is het socialisme van de idioten. Of een wedstrijdje in idiotie hier aan de orde is, valt te betwijfelen, maar socialisme en rasdenken hebben alvast met elkaar gemeen dat zij uitgaan van een materialistische en deterministische benadering. De enen legitimeren hun politiek project met een gesublimeerde vorm van afgunst, de anderen met een ingebeelde fysieke superioriteit, die een excuus biedt voor elke vorm van morele inferioriteit. Aan Plus est en vous hebben ze beide een broertje dood.

Mijn Afrikaanse vrienden van vanochtend hebben me geholpen beter te worden in wat ik probeer te zijn. Daar ben ik ze dankbaar voor.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s