Dat de restauratie van 1815 niet altijd blijk gaf van dezelfde consistentie, is niet onbekend. Zo keerde de Serenissima, de republiek Venetië, niet terug op de Europese kaart, evenmin als het hertogdom Bouillon, om in eigen streek te blijven. De ridders van Malta behielden weliswaar een bijzonder statuut, maar kregen het gezag over hun eiland niet terug. En zelfs de Paus diende een deel van zijn patrimonium af te staan, en dan nog wel aan de verliezer van de revolutieoorlogen, Frankrijk zelf.
Bij het einde van de kruistochten tegen de Albigenzen werd het deeltje van het markizaat van Toulouse dat behoorde tot het Heilige Roomse Rijk, het zogenaamde graafschap Venaissin, toegewezen aan de Paus. Hoewel het verdrag van Meaux uit 1229 ter zake voldoende duidelijk was, duurde het tot 1271 eer de Franse koningen er uitvoering aan gaven en de Paus ook effectief het gezag over zijn bezittingen bij de Rhône overdroegen. Overigens was dat niet het einde van de Franse pogingen om het pausdom te manipuleren. Toen in 1309 Clemens V met Franse steun tot paus werd verkozen, bracht hij de zetel van de Roomse Kerk over naar Avignon. De Franse invloed werd er niet kleiner om en leidde uiteindelijk tot het Grote Schisma van 1378, waarna pausen in Rome en Avignon elkaar het gezag betwistten.
Het einde van het Grote Schisma betekende maakte geen einde aan de Franse pogingen om de Kerk onder eigen vleugels te krijgen. Geregeld werd het graafschap Venaissin bezet om druk te zetten op de Paus, bijvoorbeeld toen in 1768 Franse troepen het graafschap binnentrokken opdat haast zou worden gemaakt met de opheffing van de Sociëteit van Jezus, een eis van de gallicaanse partij. Het zou echter pas de revolutie zijn die, na een burgeroorlog tussen pro- en anti-Franse krachten in het graafschap, tot de formele annexatie besloot. In 1797 werd deze feitelijke toestand ook juridisch bevestigd, zij het onder druk: na de bezetting van midden-Italië door de legers van Bonaparte, ondertekende de Paus het verdrag van Tolentino, dat de overdracht van het graafschap aan Frankrijk erkende.
Maar ook wanneer in Rome de herinnering aan vijf eeuwen pauselijk gezag over Avignon en zijn omgeving verloren leek gegaan, was de situatie ter plaatse wezenlijk anders. Enkele jaren republikeins bewind volstonden om duidelijk te maken wat de betere optie was voor de bewoners van het graafschap. Net zoals elders in door Frankrijk bezette gebieden werden ook rond Avignon en Carpentras in de woelige periode tussen 1813 en 1814 overvallen gepleegd op lokale gezagsdragers uit naam van de werkelijke soeverein: Zijne Heiligheid. Tegelijkertijd trokken minder activistische en meer notabele delegaties naar Rome, om de Paus en zijn omgeving te verzoeken wat meer aandacht te besteden aan de voormalige onderdanen bij de Rhône – niet zonder succes.
Uiteindelijk zou de keuze van de geallieerden om Lodewijk XVIII maximaal te ondersteunen door de herstelde Bourbons geen te zware vredesvoorwaarden op te leggen ook leiden tot het mislukken van de pogingen om het pauselijk gezag in het graafschap te herstellen. Spanningen tussen koningsgezinden en pausgezinden waren er het gevolg van, die vaak de lijn volgden die in religieuze aangelegenheden gallicanen en ultramontanen scheidde.
Het momentum was voorbij om tot een echte restauratie te komen, maar de gevoeligheden bleven. Heel even dachten de aanhangers van een pauselijk herstel hun kans te zien na de Julirevolutie van 1830, wanneer een alliantie tussen beide antirevolutionaire partijen weer mogelijk leek – vergeefs. Zeker tot omstreeks 1850 bleef er een pausgezinde partij in Avignon en omstreken actief. Ze toonde een van de zwaktes van de restauratie op een pijnlijke wijze aan.
P.S. Over pijnlijk gesproken: zowat het enige artikel over deze kwestie, dat van Alain Maureau uit 1992, omschrijft de pausgezinde bewegingen als “agitation et intrigues locales”. Revolutionaire woelingen heten natuurlijk volksbewegingen, tegengestelde krachten bestaan enkel uit intriganten. Vanzelfsprekend in alle objectiviteit…